Saturday, September 30, 2006

Langs de catchwaters

Vorige week was Hong Kong Island niet te zien. De luchtvervuiling was te dik (zie Traplopen). Donderdag was het zicht beter, niet kraakhelder, maar aan de overkant van Victoria Harbour was Hong Kong Island met de Peak goed te onderscheiden. Dat is op de achtergrond. Het stadsdeel aan deze kant van het water is Kowloon, het dichtst bevolkte deel van Hong Kong en mogelijk van de wereld. Dat maakt de open plek links op de foto des te intrigerender. Daar stonden nog geen tien jaar geleden de aankomst- en vertrekhallen en hangaars van Kai Tak, het oude vliegveld van Hong Kong. Het is niet moeilijk voor te stellen dat landen en opstijgen tussen de wolkenkrabbers van Kowloon City adembenemend moet zijn geweest. Carianne en ik liepen donderdag weer een etappe van de Wilson trail. Het laatste stuk door de Kowloon Hills. We begonnen met het zicht op Kowloon, maar als snel doorkruisten we de heuvels richting Sha Tin, een van de nieuwe steden in de New Territories. Sha Tin is in nog geen dertig jaar uitgegroeid van een dorp met nog geen 30.000 inwoners tot een stad met meer dan 600.000 inwoners. Het grootste deel van het pad leidde langs zogenaamde catchwaters. De zware regenval in de zomermaanden veroorzaakt in een heuvelachtig gebied als Hong Kong nog al eens landverschuivingen. Door de steeds dichtere bebouwing van de dalen wordt het gevaar dat een landverschuiving met zich meebrengt steeds groter. En dan gaat het niet uitsluitend om materiële schade. Daarom wordt de natuurlijke waterloop in de heuvels sterk gereguleerd. Hellingen worden beschermd met netten, astroturf, en vaak ook asfalt. Bomen en struiken staan dan vast en kunnen niet door het water meegesleurd worden. En halverwege de hellingen wordt het water opgevangen in een soort van kanalen, die het afvoeren naar reservoirs. Het water uit de reservoirs komt uiteindelijk in de kraan terecht. Het pad liep grotendeels langs zo’n kanaal of catchwater. Eigenlijk een beetje te gedomesticeerd: in de heuvels, weg van alles en iedereen loopt een lang net aangelegd pad, dat ook nog eens overdreven goed onderhouden wordt (we kwamen o.a. een aantal straatvegers tegen). Niet echt enerverend. Hoewel, het bracht ons wel langs de Amah Rock, en aan het eind kwam ons een grote makaak met vetzucht tegemoet.

Tuesday, September 26, 2006

Mandarijn leren schrijven

“Er was eens een soldaat. Hij zag er een beetje vreemd uit, want hij had een pluk haar op zijn hoofd zoals baby’s ook hebben”. Dit is niet het begin van een Chinees sprookje, maar de manier waarop Sofie, en alle andere kinderen in Hong Kong, Chinese karakters leert schrijven. Een karakter dat uit een paar strepen bestaat is redelijk eenvoudig te leren en te onthouden, maar met de vele complexe en samengestelde karakters is dat een stuk moeilijker (In totaal zijn er 12.000 karakters, waarvan de gemiddelde Chinees er ongeveer 4000 kent). Zelfs het simpelweg tellen van het aantal strepen waaruit een karakter is opgebouwd is dan al gauw te lastig. Een verhaaltje dient als geheugensteun.Sofie laat hier zien hoe je ('ik' in het Nederlands) schrijft. Het blauwe streepje is de pluk haar van de soldaat. Je schrijft dat van links naar rechts, net zo als je verticale strepen altijd van boven naar beneden schrijft, en samengestelde karakters van buiten naar binnen. Zo gaat het verder: “De soldaat stond altijd helemaal recht [oranje streep]. De soldaat ging bomen hakken en moest in het bos slapen. Hij had een geweer bij zich voor het geval iemand hem wilde doden. Dat pistool droeg hij aan zijn linkerbeen [zwarte streep]”. Dan moet er waarschijnlijk iets gebeuren dat naar de blauwe horizontale streep verwijst die de twee delen van het karakter met elkaar verbindt, maar Sofie wist dat niet meer. “Toen stak iemand een zwaard in het rechterbeen [verticale groene streep] van de soldaat [donker groene horizontale streep]. De soldaat kon niet meer op dat been staan. Het deed pijn, maar een soldaat huilt niet. Daarom was er maar een traan [rode streepje]”. En dan heb je dus , ik. Een eigenaardig verhaal, de logica ontgaat mij een beetje. Het is goed mogelijk dat Sofie het niet helemaal goed herinnerde, hoewel ze dat nooit zal toegeven. (Ze is soms nog eigenwijzer dan ik.) Maar het vreemde verhaaltje helpt wel. Zelfs ik leer zo van Sofie's huiswerk.

Friday, September 22, 2006

Traplopen

Eigenlijk moest hier nog een stuk over China en de impact van de Culturele Revolutie. Een beetje hoogdravend, maar met veel vakantiefoto’s. Helaas is onze laptop gecrashed. Vakantiefoto’s kwijt, en het bijna affe stuk ook.Met nog drie maanden te gaan in Hong Kong worden we ietwat onrustig. Er is nog veel dat we niet gezien en gedaan hebben. Te veel. Maar met een dagje minder werken kunnen we ook op een doordeweekse dag op stap. Daarmee hebben we in elk geval het gevoel dat we ons best gedaan hebben. Dus gingen we er vanochtend om acht uur, na eerst Sofie en Marijke op de schoolbus gezet te hebben, op uit. Een etappe van de Wilson trail, een lange afstandswandeling door de acht heuvels die Kowloon van de New Territories scheiden. Kowloon heeft zijn naam te danken aan een raadsheer van een keizerlijke prins die voor de Mongolen van Genghis Kahn op de vlucht was. De prins telde de acht heuvels en noemde het gebied ‘Acht Draken’. De raadsheer echter wees er op dat ook een keizerlijke prins een draak is, en dat Negen Draken of Gau Lung een betere naam was. De Engelsen hebben dat verbasterd tot Kowloon. Wij beklommen vandaag Tung Yeung Shan, een heuvel van 533 meter. En dat was best zwaar. Zonder Sofie en Marijke lopen we natuurlijk iets steviger door, maar de warmte (een graad of dertig) en de zware smog maakte het niet gemakkelijk om al die traptreden omhoog te nemen. In Hong Kong gaan de meeste paden namelijk via de kortse weg naar de top. Zo nu en dan is het pad steen en klei, maar de Hongkongnezen zien de paden liever aangelegd zoals een stoep in de stad. En dus is het bergop vaak traptreden lopen. Na de top moesten we als een gek naar beneden de stad in. Het is anderhalf uur naar huis met het openbaar vervoer, en de schoolbus is gewoon om drie uur terug.

Tuesday, September 19, 2006

Zonder moedertaal

Sofie tennist tegenwoordig. Drie lessen heeft ze al achter de rug. De tennisbaan is op zes hoog, op het dak van het winkelcentrum. Ruimte is schaars in Hong Kong, een sportveld op een dak is dan een slimme en vaak gekozen oplossing. Sofie heeft samen les met Derrick, een klasgenootje dat in de toren naast ons woont. De tennisleraar heet Mr. Lau. Derrick komt uit een typisch Hongkongnees middenklasse gezin. Vader en moeder maken beide lange dagen op het werk. Moeder gaat ’s ochtends vroeg naar kantoor (ze heeft nog net tijd om Derrick op de schoolbus te zetten) en komt ’s avonds laat thuis. Vader heeft een baan waarvoor hij vaak de helft van de week naar het mainland moet. Met zo’n drukke baan blijft er niet veel tijd over voor Derrick en zijn jongere broertje. Dus hebben ze een Filipijnse helper die niet alleen het huishouden, maar ook een deel van de opvoeding doet.

Derrick ontwikkelde zich langzaam, vooral het spreken ging niet goed. De helper sprak Engels met Derrick, en zijn ouders Cantonees. Derrick liep een achterstand op, en de arts adviseerde (vreemd genoeg) om op één taal te concentreren. Omdat de helper geen Cantonees spreekt, werd dit Engels. Toen Derrick naar school moest, kon hij niet op een lokale school terecht omdat zijn Cantonees onvoldoende was. Het werd daarom Kennedy school waar Engels de voertaal is. Derrick spreekt nu bijna accentloos Engels, maar het Cantonees is hij niet machtig. Hij kan het alleen een beetje verstaan. Blijft dat zo, dan kan Derrick straks, bizar genoeg, niet in ‘zijn’ moedertaal met andere Hongkongnezen praten. Zijn broertje vergaat het beter; hij spreekt Cantonees en zal straks naar een een school gaan waar de lessen in het Cantonees worden gegeven.

Friday, September 15, 2006

Een aardbeving

Ik deed boodschappen. Ik merkte niets bijzonders, zag ook niets bijzonders. Carianne vertelde ook niets bijzonders toen ik het huis weer binnenstapte. De krant vanochtend was daarom des te verrassender. Een aardbeving in Hong Kong! Wolkenkrabbers schudden, mensen waren de straat opgerend. En ja hoor, nou je het zegt, Carianne had het ook gevoeld. Een kortdurende trilling alsof er een zware vrachtwagen door de straat denderde. Het was volledig aan mij voorbij gegaan. Het was dan ook maar een klein bevinkje van 3.5 op de bekende schaal van Richter. Het episch centrum lag hemelsbreed zo’n 20 kilometer van ons huis ten zuiden van Hong Kong Island op de Dangan Islands.

Dangan Islands? Op een beetje heldere dag zie je hoe schitterend de eilandenarchipel is waar Hong Kong deel van uitmaakt. Naast ontelbare rotsige met groen begroeide eilandjes in een diep blauwe zee, zijn er een paar middelgrote en grote eilanden. Dichtbij zijn dat Lamma, en iets verder weg Lantau, Peng Chau, Cheung Chau, ik weet ze inmiddels redelijk te benoemen. En toch, zo richting het zuiden liggen een paar van die eilanden die maar niet thuis te brengen zijn. Zou het Po Toi zijn, het meest zuidelijke Hongkongse eiland, of is het mogelijk Macau? Nog meer eilanden ten zuiden van Hong Kong leek niet goed mogelijk. Geen kaart van Hong Kong waarop de buiten territoriale wateren te zien zijn (De kaart hierboven is een uitzondering, en een oudje). En dan blijken daar nu plots de Dangan Islands te zijn, tien kilometer ten zuiden van Hong Kong. Er wonen zo’n 200 mensen plus nog eens een zelfde aantal vissersnomaden. Vanuit Hong Kong lijkt het niet bereikbaar. Het is er China, en dan moet je de grens over. Mogelijk kom je er via Zhuhai ten noorden van Macau. Vandaar gaat een ferry naar Wailingding Island (even ten westen van de Dangan Islands), en daar zou je dan misschien een boot kunnen huren voor het laatste stuk naar de Dangan Islands. Een lange en onzekere trip. Overigens kun je vanuit Hong Kong waarschijnlijk wel met de boot naar Wailingding Island. Illegaal weliswaar, en ‘s nachts. Je gaat dan naar de kapper. Alleen voor een massage en shampo, haren worden er niet geknipt.

O ja, ter gerustelling, zware aardbevingen zijn in Hong Kong zo goed als uitgesloten.
[bron kaart: http://en.wikipedia.org/wiki/Wanshan_Qundao]

Friday, September 08, 2006

China XXII: Paardrijden

Sofie en Marijke hadden het goed naar hun zin in de Tiger Leaping Gorge (zie China XXI: Aan de wandel). Het gewandel zijn ze inmiddels wel gewend. Maar het leukst van de vakantie vonden ze dat natuurlijk niet. Dat was het paardrijden tussen de yaks op de uitgestrekte vlakte bij Zhongdian. Carianne en ik deden niet mee. Wij liepen.

China XXI: Aan de wandel

De Yangtze, of Chang Jiang zoals de Chinezen haar noemen, is China’s langste rivier. Het bruine water slingert vanuit Tibet, via ondermeer Yunnan, naar Shanghai waar het in zee uitmondt. Een van de spectaculairste stukken van de Yangtze is door de Tiger Leaping Gorge. Hier, ingeklemd tussen enorme kliffen, wordt de doorgaans brede rivier zo smal dat, volgens de legende, een tijger die werd nagegezeten met een enkele sprong naar de overkant wist te ontsnappen. Vandaar de naam. De smalste plek in de kloof is 30 meter, dus of het verhaal op waarheid berust? Behalve nauw, is de kloof ook diep. De steile wand langs de rivier is tot 3000 meter hoog.En daar is dus een wandelpad. Een kleine twintig kilometer lang. Een paar jaar geleden waren het er nog twee, maar het lage pad dat soms maar een tiental meter boven de rivier loopt is inmiddels grotendeels verhard. Niet helemaal, want bij regen schuift er regelmatig een stuk berg naar beneden, maar er ligt genoeg asfalt om het als wandelaar te mijden. Wandelen over het hoge pad dus. Vooral met Sofie en Marijke erbij is de eerste vraag of zo’n wandeling bovenlangs een diepe kloof niet te moeilijk of te gevaarlijk is. De paar reisgidsen en het weinige op internet waren wat dat betreft niet veel belovend. Bijna altijd verhaalden ze van een zware en gevaarlijke wandeling. Er was een stuk met wel 28 bochten (is dat echt zoveel in de bergen?), en soms zou het pad maar twintig centimeter breed zijn. Bovendien is het in juli en augustus regenseizoen en zijn lawines van rotsen en gesteente talrijk. Over kinderen werd niet eens gerept. De paar reisburo’s waar we informeerden wilden met de kinderen erbij de wandeling niet organiseren. Maar ja, Chinezen denken heel anders over wandelen dan wij doen.

Toen vonden we Margot op het internet. Margot is Australische en beheert met een Sean, een Tibetaan, een van de guesthouses in de kloof langs het lage pad. Ze heeft ook nog eens een café in het dorp waar het pad begint. Margot is een eigenaardig type, een beetje chaotisch maar erg behulpzaam. En ze maakt de beste bananen-noten muffin in China (inclusief Hong Kong). Zo lekker, dat ze zelf voortdurend het beslag van de opscheplepel stond te likken. “Voor wie is deze muffin ook alweer?”. Margot schreef dat de kloof ook met kinderen te belopen is.

We hebben de kloof in twee-en-halve dag gelopen, maar niet de hele twintig kilometer. De laatste paar kilometer over het lage pad hebben we gelaten voor wat het was omdat het na een miezerige ochtend echt begon te regenen. De wandeling was heel goed te doen. We liepen op een dag nooit meer dan vijf tot acht kilometer, en kwamen dus redelijk vroeg in de tot guesthouses omgebouwde boerderijen aan. Het weer hielp, behalve op de laatste dag dan, behoorlijk mee. Het was als een walk in the park, maar dan wel een heel fraai en bij vlagen spectaculair park. Altijd was er de bruine rivier diep beneden ons, maar ook de gigantische wanden van de bergen aan de overzijde van de rivier waren uiterst indrukwekkend. Langs het pad stonden cactussen, hennep en ladingen edelweiss (of bloemen die wel heel veel gelijkenis met edelweiss vertoonden). Klimgeiten. Reusachtige krekels, een lokale lekkernij, en één slang, bijna een meter lang die gelukkig nog banger was dan wij.En gevaarlijk? Nou eigenlijk niet. Hoewel, op de laatste dag miezerde het. Het zicht was veelal tot een kleine honderd meter beperkt. Alles was die dag grijzer. De kloof was er nauwer en dieper, en pad was er smaller (maar zeker geen twintig centimeter). Voor alle zekerheid liepen Sofie en Marijke aan de hand. Heel even moesten ze gedragen worden. Een door de regen aangezette waterval liep over het pad. Stap voor stap liep ik over de stenen door de waterval. Eerst Marijke, toen Sofie. Carianne kon het zelf wel.

Chinezen begrijpen dit gewandel niet zo goed. Wandelen, zeker met kinderen, dat doet een normaal mens niet. Als er geen paard is om ze de bergen door te dragen, dan lijken de meeste Chinezen liever beneden te blijven. Het maakt dat je je in de Tiger Leaping Gorge soms in het Westen waant.

China XX: Slapen bij meneer Liu

Een guesthouse, schreef Carianne (zie China XIX: In Franse sferen) over het slapen bij meneer Liu, de wijnboer in het afgelegen Cizhong. Dat doet misschien iets anders vermoeden dan het was. Het had meer weg van een logeerpartij op de deel.Meneer Liu’s woont in een klein court-yard, waar zijn kippen vrij rond kunnen lopen (en schijten), net zoals de honden van de buren -tot groot plezier van Sofie en Marijke. Een stenen muurtje zorgt er voor dat de varkens iets minder ruimte hadden. In het court-yard heeft meneer Liu een klein hokje gebouwd dat dienst doet als douche. Dat lijkt vooral bedoeld voor de gasten. Meneer Liu gaat zo te ruiken zelf niet vaker dan een keer per week. De court-yard is bezaaid met gereedschap. Het deels uit hout opgetrokken huis heeft een woonkamer waar meneer Liu zijn waardevolle spullen heeft uitgestald (muziekinstrumenten bijvoorbeeld). Er hangen grote foto's van Maria en Jezus aan de muur, en een communistisch aandoende oorkonde. Ook is er een keuken met open vuur. Daar schotelde meneer Liu ons ’s avonds rijst, gekookte aardappelen, en een soort van ingewandensalade voor; ’s ochtends aten we er opgewarmde noodlesoep. Ook was er yak-boter thee. Een smalle houten trap leidt naar een drietal kamertjes op de deel, waar meneer Liu,zijn vrouw (mevrouw Liu was een paar dagen naar de markt in Dechin) en eventuele gasten slapen. Daarnaast staan er op de deel manden en potten voor de opslag van de oogst. Onder de trap is een deur die je achter het huis brengt. Langs een paar hennepplanten kom je dan bij een gat achter een schutting; de wc. Voor het slapen gaf meneer Liu ons een modder(?)emmer voor het geval Sofie of Marijke moesten plassen. In het pikkedonker de trap naar beneden op zoek naar het gat zou te gevaarlijk zijn.

We sliepen er prima, in het guesthouse van de vriendelijke meneer Liu.

Thursday, September 07, 2006

China XIX: In Franse sferen

Vier dagen lang reden we door het adembenemende landschap van Dechin county in het Noorden van Yunnan (zie ook China XV: Een dood varken). Een van de hoogtepunten van de rondreis was een bezoek aan Meili Snow Mountain. De hoogste top, Kagebo Peak, is met zijn 6470 meter de de hoogste berg in Yunnan en tevens de hoogste van de acht heilige Tibetaanse bergen. Kagebo zou een reïncarnatie zijn van een Tibetaanse God. Op iedere plek met uitzicht op de witte pieken staan daarom rijen witte stupa’s, religieuze monumenten van het boeddhistisch geloof. Bezoekers versieren de kenmerkende bouwwerkjes met kleurrijke Tibetaanse gebedsvlaggen. Bij zonsopgang, wanneer de eerste zonnestralen de berg rood, roze en oranje kleuren, offeren gelovigen wierrook ter ere van de berg. We hadden geluk. Verschillende keren hadden we geweldig uitzicht op de besneeuwde toppen van de heilige berg en ook bij zonsopgang waren ze prachtig te zien. John en Sofie vervolmaakten ons bezoek met een pittige wandeling naar een van de uitlopers van de gletsjer op Meili Snow Mountain. Ik bleef met een zieke Marijke bij het guesthouse.
Nadat we het ruige hooggebergte achter ons hadden gelaten werd het landschap niet minder spectaculair. We volgden de Mekong rivier stroomafwaarts. Soms zagen we de bruine stroom in een diep ravijn naast de weg. Soms reden we op gelijke hoogte met de rivier en konden we het kolkende water voort zien razen. We kwamen door heel wat kleine dorpjes. Vaak stonden huizenclusters aan beide kanten van de brede rivier en verbond een wiebelige hangbrug de twee oevers. Op sommige plekken hadden boeren kabels over de rivier gespannen waarlangs ze zich naar de overkant konden laten roetsjen. Later werden de valleien groener en lieflijker, de bergen minder steil.

Onze laatste nacht verbleven we in Cizhong, een klein dorpje aan de Mekong. De meeste bewoners zijn er Tibetaans. Zeer verrassend staat aan de rand van het dorp een heuse katholieke kerk. De kerk is opgericht door Franse missionarissen, die tegen het einde van de negentiende eeuw de Tibetaans-boeddhistische bevolking trachtten te bekeren. De kerk is gebouwd in gotische stijl, maar heeft Chinese karakteristieken. Zo draagt de gotische toren een dak in Chinese stijl en tonen de plafondschilderingen in de kerk Chinese symbolen als lotusbloemen en het yin-yangteken. In de kerk staan beelden van Maria, Jezus en heiligen, zoals in andere katholieke kerken. Een opvallend verschil met Europese kerken is het ontbreken van de gebruikelijke hoge zware kerkbanken. In deze kerk zitten de gelovigen op lange planken, laag bij de grond, net als thuis. De Franse missionarissen hadden succes. Nu, ruim vijftig jaar na hun vertrek, is nog steeds meer dan de helft van de huishoudens in de gemeenschap katholiek.

De missionarissen introduceerden niet alleen het katholieke geloof in Cizhong, maar ook de druif en wijncultuur. Rondom het dorp liggen prachtige, goed onderhouden druivenakkers. De kleine wijnboeren brouwen hun eigen wijn. Tweemaal konden we de lokale wijn proeven. De oude man die voor ons de deur van de kerk van het slot had gehaald, bood ons voor ons vertrek een proefje aan van zijn wijn. We namen ieder een slokje uit de dop van de coca-colafles waarin de goede man zijn wijn bewaarde. We beloofden later misschien nog eens langs te komen om wat wijn van hem te kopen. Even later zaten we achter een kopje wijn van meneer Liu, de gastheer van het guesthouse waar we overnachtten. Wijn van de Rose Honey druif, vertelde hij trots, naar Franse traditie gebrouwen. Het dorp was geweldig. Het idyllische kerkje stond temidden van strakke rijen druivenstruiken, die zich afwisselden met knalgroene rijstveldjes. Het was stil. Er was geen verkeer. Dankzij een stroomstoring zochten de dorpelingen vertier op straat. Vanuit onze kamer hoorden we hoe meneer Liu muziek maakte met een vriend. Wat ongelooflijk jammer dat de wijn zo verschrikkelijk slecht was.

Saturday, September 02, 2006

Lei Yue Mun

Een nieuwe sidebar, deze keer met foto’s van de Sam Ka Tsuen typhoon shelter en het vissersdorpje Lei Yue Mun. We waren er vorige week. Een typhoon shelter is een dam in de zee, waarachter vissersboten een schuilplaats vinden bij orkaanstormen. Vaak zijn het permanente haventjes, waar enkele vissers nog op hun sampan (‘drie planken’) boten wonen.

Het vissersdorpje bestaat, in scherp contrast tot de woontorens van wel veertig hoog die er direct naast staan, volledig uit laagbouw. Kleine huisjes opgetrokken uit beton en golfplaten. Het doet krotwijkerig aan, maar elk huisje heeft er wel een aircon, televisie enzovoort. Het is een vissersdorp en dus is er een groot aantal zee-restaurants met acquaria op straat. Je kiest er verse vis, krab, schelpdieren, en veel meer levend spul uit de zee, waarvan ik geen idee heb wat het is, en dat ik liever ook niet op mijn bord krijg. Soms zijn de vissen enorm, wel veertig kilo, vertelde de restauranthouder, waar vijf tafels (60 mensen) van kunnen eten. Sofie mocht zo’n joekel voeren. Toen ze de garnaal in het water gooide, maakte het reusachtige dier een soort blaffend geluid, opende zijn bek, en weg was de garnaal, in een fractie van een seconde.

Natuurlijk kent Lei Yue Mun een tempeltje, waar onder andere Tin Hau, de lokale Godin van de Zee, wordt vereerd. Het kan niet anders in een vissersdorp. Het tempeltje is gebouwd tussen, en over, een aantal reusachtige rotsen, vanwaar er een prachtig uitzicht is over de haven op de woonblokken van Chai Wan (niet te verwarren met Wai Chan, zie Een groen veld en een blauw huis) aan de oostzijde van Hong Kong Island.

Een groen veld en een blauw huis

De olympisch kampioen tegen de wereldkampioen, da’s een goede affiche. Het Queen Elizabeth stadion liep dan ook bijna vol voor die ene kwartfinale van het Hong Kong Badminton Open, zelfs al was het op een donderdagmiddag.De directeur van ons Instituut, Bruce Abernethy, is groot geworden met zijn onderzoek naar ondermeer badminton. Dat onderzoek draait om anticipatie. De shuttle beweegt zo snel dat een speler vaak moet beginnen met rennen en terugslaan voordat de tegenstander de shuttle überhaupt geslagen heeft. Toppers in racketsporten als badminton onderscheiden zich daarom niet alleen met hun superieure techniek of snelle reflexen, maar ook met het vermogen om heel snel te zien (dus voordat de shuttle wordt geraakt) waar de shuttle heen geslagen gaat worden. Ook ik heb een zijdelingse belangstelling voor badminton. Dit komt vooral door Fernando, die met mij in Amsterdam een korte periode onderzoek heeft gedaan naar anticipatie in badminton. Ondanks dat onderzoek, had ik, gek genoeg, nog nooit een echte badmintonwedstrijd gezien.

Nu, twee jaar later, is Fernando bondscoach van het Spaanse badmintonteam (Dat heeft overigens niets van doen met onze samenwerking). Net als bij het tafeltennis is China de absolute wereldtop in badminton. Daarom had Fernando de afgelopen zes weken voor zijn spelers een trainingsstage in Hangzhou in China georganiseerd. Hong Kong is dan niet ver, zeker als het samenvalt met het Hong Kong Badminton Open. Fernando logeerde dus een paar dagen bij ons. Ook wij gingen naar de wedstrijd tussen Taufik Hidayat uit Indonesië en Lin Dan uit China.
Voor de wedstrijd hadden we gelunched en wat rondgeslenterd in Wan Chai, waar ook het stadion is. We stuitten op het Blauwe Huis, ik had er over gelezen maar had het nog niet gezien. In Wan Chai wordt aan stadvernieuwing gedaan. Niet dat de wijk erg oud is, maar de kwaliteit van de na-oorlogse bouw laat sterk te wensen over. Hele straten gaan daarom tegen de vlakte. Dat gaat natuurlijk gepaard met protesten van de bewoners. Het Blauwe Huis mag wel blijven staan; het vooroorlogse gebouw heeft balkons, en da’s zeldzaam voor Wan Chai. Toch, ook hier protesteren de bewoners. De districtsbestuurders willen het pand opfraaien voor toeristen, misschien komt er een museumpje. En dan moeten de bewoners er als nog uit.

De strijd tussen de titanen Hidayat en Lin was kort. Na drie minuten en vijf punten hield Hidayat het al voor gezien. De lijnrechter besloot dat de shuttle in was, Hidayat dat ie uit was, en dat was dat. Hidayat liep weg, en liet het veld leeg achter tot ontsteltenis van tegenstander, scheidsrechter en het joelende publiek.

Wat rest zijn de foto's van een groen veld en een blauw huis.