Sunday, May 28, 2006

Onder de brug

Rond half twee ’s middags had de boot ons op Hong Kong Island afgezet. Het schoolreisje (zie Het strand ziet geel, groen en rood) was alweer voorbij. Sofie wilde nog een korte broek, en dus werd het een middagje winkelen in Causeway Bay.We stapten uit de tram onder de Goose Neck Bridge op weg naar Times Square, een van de grotere en luxere Hongkongse shopping malls. Onder de brug zat, zoals wel vaker, een oude vrouw op een krukje. Naast haar stond een klein geïmproviseerd altaartje, niet veel meer dan een paar in rood papier verpakte dozen met beelden erin. Er lagen wat sinaasappels voor, nog een paar beelden, en een bloempot met een paar brandende wierrookstokjes. En daar weer voor een lap vet varkensvlees en een hele reeks papieren tijgers. We hadden onder de brug wel eerder vrouwen zien zitten, maar nooit echt aandacht aan ze besteed. Nu sloeg de vrouw als een bezetene met haar schoen op een papiertje op een steen (de schoen is op de foto nauwelijks herkenbaar). En dus bleven Sofie en ik maar even kijken.

De vrouw was bezig met een ritueel dat ta siu-yahn wordt genoemd. Vrij vertaald is dat zoiets als het slaan van kleingeestige mensen (in het Engels petty persons). Mao verbood het ritueel in China, en dus bestaat het nu alleen nog in Hong Kong en Macau. Het ritueel draait om het uitschakelen van de kwaadaardige invloed van iemand die jouw (of iemand die je kent) het leven zuur maakt. Het slaan met de schoen symboliseert dat. Tegelijkertijd wordt de hulp van een eerbaar iemand ingeschakeld. Wat de papieren witte tijgers doen is een beetje onduidelijk. (Een artikel van ene Chiao in het New Asia Academic Bulletin, 1986, zegt dat zowel de kleingeestige mens als de witte tijger hun mond open doen. Daarmee is het logisch dat de witte tijger aanwezig is bij het ritueel. Die logica is niet de mijne) In elk geval zorgt de lap varkensvlees ervoor dat de tijger zijn bek niet opentrekt, en da’s gunstig voor iedereen de bij het ritueel aanwezig is.

Het slaan van de kleingeestige mens is behoorlijk populair in Hong Kong. Niet alleen bij ouderen, die bijvoorbeeld hun dochter met een verkeerde vriend thuis zien komen, maar het ritueel mag zich ook in een groeiende belangstelling van de jongere generatie verheugen. Ook de man die het ritueel liet uitvoeren toen wij toekeken was zeker niet veel ouder dan een jaar of dertig. Misschien was de baas op zijn werk wel het doel. Dat schijnt namelijk nog al eens voor te komen. Even tussendoor de baas op zijn sodemieter geven. Collega’s betalen meestal graag mee aan een symbolische afranseling van de baas –aldus de South China Morning Post. Groot hoeft die bijdrage niet te zijn. Voor het slaan met de schoen, en daarna het heen en weer zwaaien van een brandende tijger over het varkensvlees betaalde de man veertig dollar (vier euro). Een koopje toch, als je daarmee een confrontatie uit de weg kunt gaan?

Saturday, May 27, 2006

Het strand ziet geel, groen en rood

Bijna honderd kinderen op het strand. En zo’n vijftig volwassenen. De kinderen dragen een geel, rood, of groen t-shirt. De volwassenen met zonnebril. De kinderen graven gaten, sjouwen water, en bouwen zandkastelen. De volwassenen maken foto’s. Dolle pret!

Dat is een schoolreisje op zijn Hongkongs. Best educatief hoor. Het uitstapje past netjes binnen het ‘eiland’-thema dat op dit moment centraal staat. De kinderen waren naar Silvermine beach op Lantau Island. Nu is Hong Kong Island waar de school staat, en de kinderen wonen, een stuk kleiner en het heeft nog mooiere stranden ook, maar daar gaat het niet om. Naar Lantau moet je per boot, en zo’n reis vergroot het eiland-gevoel aanzienlijk. Prima te verantwoorden. En dat spelen dan? Nou dat is eigenlijk geen spelen, maar beeldende kunst, een ander thema dit semester. De kinderen maken beach sculptures.Samen met Jemima en Justine bouwde Sofie een brug. Eerst graafden de meisjes twee gaten en vulden die met water. Daarna werd een tunnel van het ene gat naar het andere gegegraven, nog meer water, en plots was het een brug. De brug moest versierd worden met schelpen en zeewier, en er was voortdurend nieuw water nodig. De brug was een succes. Steeds meer kinderen brachten water, en het kanaal naar de brug toe werd langer en langer. Het uurtje op het strand vloog om. Een snelle lunch, en terug naar de boot.

Monday, May 22, 2006

Toekomst in de taxi

In Londen is een praatje met een taxichauffeur een van de toeristische attracties. De bestuurders van de black cabs hebben ter vermaak van de klant allerlei smeuïge verhaaltjes en aardige anekdotes over beroemdheden paraat. Hoe anders is de Hongkongse taxichauffeur. Een taxichaufeur in Hong Kong is stil en kort van stof. Hij herhaalt de bestemming die je opgeeft, maar dan met de juiste intonatie, en geeft dan een knikje of een zwak handgebaar. Aan het eind van de rit wijst hij naar de teller, of noemt stug het te betalen bedrag. Nog een half knikje als bedankje en je mag de taxi uit.
Toen ik laatst met Sofie en Marijke in een taxi naar huis reed, was ik dan ook erg verrast toen de taxichauffeur een praatje begon. Het begon zoals de meeste praatjes hier beginnen. ‘Waar kom je vandaan?’ ‘Hoe lang woon je hier al?’ ‘Wat voor baan heeft je man?’ ‘Heb je het hier naar je zin?’ Al snel richtte de taxichauffeur zijn aandacht op Sofie en Marijke. Hij wilde geboortejaren weten, geboortemaanden en –dagen. De taxichauffeur graaide met zijn linkerhand naar een dik boek en legde het op zijn stuur. Al rijdend zocht hij de geboortedata op en gaf een voorspelling van hun toekomst.

In de Chinese dierenriem is Sofie een draak en Marijke een slang. Volgens de taxichauffeur zijn het twee intelligente meisjes. Beiden zijn slim, maar Sofie heeft ook ‘macht’. Ze kan politica worden, of professor, voorspelde de chauffeur. Sofie zal gemakkelijk geld kunnen verdienen, maar...kan het ook snel kwijtraken. Pas op voor beleggingen op de aandelenbeurs en voor gokken op de paardenracebaan, waarschuwde hij. Marijke zal tot ver na haar vijftigste hard moeten werken. Ze zal haar inkomen kunnen verdienen in een creatief beroep, als ontwerper bijvoorbeeld. Ze verdient haar geld met hard werken, maar weet het wel goed te besteden. We moesten voor Marijke maar een rijke man zoeken. Wanneer Sofie en Marijke samen zouden werken, zouden ze een geweldige combinatie vormen. Sofie zou het geld binnen kunnen brengen en Marijke kunnen zorgen voor de uitgaven.

De taxichauffeur praatte de rit van een kwartiertje luchtig vol. Hij bevestigde met zijn voorspellingen de idiote waarde die Hongkongnezen hechten aan financieel succes. Het ging over geld, geld, geld, hoe hard je er voor moest werken en hoe deskundig je was in het besteden ervan. Het was een vermakelijk gesprek. Toch ben ik blij dat deze man een uitzondering is. Eén taxichauffeur die zijn aandacht, in plaats van op het verkeer, richt op een dik boek op zijn stuur, is meer dan genoeg.

Wednesday, May 17, 2006

Een stevige bries

In Hong Kong is het eigenlijk niet veel meer dan een stevige bries. En toch voelt het veel spectaculairder. Ik heb het over Chanchu, de tyfoon (van dai fung, grote wind) die op dit moment over de Zuid-Chinese Zee raast. Op de Fillipijnen waren er 37 slachtoffers, en nu is het op weg naar de Chinese kust en Taiwan. Voor Hong Kong wordt het geen voltreffer. Dichterbij dan tweehonderd kilometer komt Chanchu niet. Dat is dicht genoeg voor een No. 3 waarschuwing. Kleuterscholen waren vandaag dicht; Marijke had de hele dag vrijaf. Vissersboten zoeken de haven op, zoals die van Aberdeen die gisteravond al vol was (foto rechts, de flats links zijn South Horizons), en de bamboesteigers worden nog een keer extra gecontroleerd. Maar dat Chanchu Hong Kong 'gegeseld' zou hebben, zoals de NOS meldt, dat is een beetje overdreven.

Na het eten zijn we kort de boulevard langs de zee op gelopen. ‘s Avonds is het daar meestal druk met trimmers en avondwandelaars. Nu waren we bijna de enigen. Het schemerlicht zorgde voor een schitterend uitzicht. Het eilandje op de voorgrond van de foto in het midden is Magazine Island. Hetzelfde eilandje dat ik in maart fotografeerde (zie Hong Kong in zwart-wit, archief maart). Toen was er buiten Magazine Island niet veel meer te zien, maar vandaag was in de achtergrond wel degelijk Lantau Island zichtbaar (toegegeven je moet wel heel goed kijken op het kleine fotootje). Gehuld in wolken, maar toch. Uitzonderlijk want door de smog zie je Lantau eigenlijk nooit, hoewel het maar op een paar kilometer ligt. Vandaag dus wel. Chanchu heeft de meeste vervuiling landinwaarts geblazen.

Lang hebben we er niet van genoten. Het was niet voor niets bijna uitgestorven op de anders zo drukke boulevard. De storm was niet ongevaarlijk, zeker met Sofie en Marijke. Snel weer naar binnen dus.

(bron foto rechts: www.scmp.nl)

Friday, May 12, 2006

Ik ben stuk deel II

Sofie en Marijke zijn inmiddels tweetalig. Ze hebben het Engels goed onder de knie. De vaardigheid in de nieuwe taal gaat wel een beetje ten koste van hun Nederlands. Ze vertalen Engelse woorden letterlijk naar het Nederlands, mengen Engelse woorden in hun Nederlandse zinnen, of gebruiken Engelse zinsconstructies. Hieronder staat deel II van mijn verzameling prachtige anglicismen van Sofie en Marijke. Voor deel I zie mijn bijdrage van 7 februari 2006.

Thursday, May 11, 2006

Met bamboe de hoogte in

Er wordt heel wat gebouwd in Hong Kong. En waar gebouwd wordt, vertrouwen bouwers en klusjesmannen op angstaanjagend iele bamboebouwsels om de klus te klaren. Steigers van bamboe omringen zelfs enorme torens van 80 verdiepingen. Steigerbouwers bouwen de ranke steigers op uit lange bamboepalen, die ze met bandjes aan elkaar knopen. De eenvoudig ogende hulptechniek contrastreert sterk met de gelikte bouwmaterialen die via de steigers hun weg naar boven vinden, en lijken met hun houtje-touwtje stijl hopeloos uit de tijd. Toch zijn ze overal in de stad te vinden.

Het blijkt dat bouwers goede redenen hebben om vast te houden aan het gebruik van bamboe voor steigerbouw. De belangrijkste reden is dat het gebruik van bamboesteigers sneller en goedkoper is dan alternatieven. Een bamboesteiger kan, dankzij het lichtgewicht materiaal, drie keer zo snel opgebouwd worden dan een van metaal. Bamboesteigers zijn bovendien flexibel en kunnen, in tegenstelling tot metalen steigers, ook bij ongewone vormen ingezet worden. Zo was de bouw van de scheve vlakken van the Bank of China Building ondenkbaar zonder bamboesteigers.

In de paar eeuwen dat bamboesteigers in gebruik zijn, is er weinig aan de bouw ervan veranderd. Alleen vervingen plastic koordjes de bamboebandjes waarmee steigerbouwers vroeger de palen aan elkaar vastbonden. De zwarte bandjes zien er fragiel en onbetrouwbaar uit. Toch blijken ze een belangrijke technische innovatie. Het plastic is veel sterker dan de bamboebandjes, waardoor minder palen nodig zijn en de bouw van een steiger sneller gaat. En sneller is goedkoper.

De bouw van bamboesteigers is een specialiteit. Vroeger moest een steigerbouwer maandenlang palen en gereedschappen sjouwen in dienst van een meestersteigerbouwer, of Sifu, voor hij zijn eerste knoop mocht leggen. Het duurde nog eens enkele jaren voordat hij zich aan steigers van meer dan 40 verdiepingen mocht wagen. Tegenwoordig kunnen jongeren een opleiding tot steigerbouwer volgen. De kneepjes van het vak leren ze in de praktijk. Het avontuurlijke werk betaalt redelijk. Een jonge steigerbouwer die net zijn cursus heeft afgerond verdient zo’n 350 Hkdollar (35 euro) per dag. Wanneer hij na drie jaar slaagt voor de test voor gevorderden, mag hij zich meestersteigerbouwer noemen. Als Sifu heeft hij recht op een dagloon van 800 tot 1000 Hkdollar (80 tot 100 euro). Het gemiddelde inkomen in Hong Kong is zo’n 11000 Hkdollar per maand.

Bron: Robin Kwong, ‘Building confidence’, South China Morning Post 27 april 2006

Wednesday, May 10, 2006

Op een paal door het dorp

Boeddha’s verjaardag (zie Er is er een jarig) was vrijdag niet het grootste feest in Hong Kong. Grootser en spectaculairder was het Bun festival op Cheung Chau. Een bun is een broodje met lotuszaadpasta. Het eten van zo’n broodje -werd ons uitgelegd- brengt een jaar lang vrede en geluk. En het is nog lekker ook! Hoe dan ook, het feest draait om een klimpartij waarbij de deelnemers broodjes uit een metershoge toren moet plukken. De deelnemer die de meeste broodjes bijeen weet te graaien wint. Ook dit jaar was dat een brandweerman van Cheung Chau. Dit alles gebeurt in een minuut, en midden in de nacht. We hebben er dus niets van gezien.

Maar er is meer. Een processie waarbij een aantal afgodsbeelden uit de plaatselijke Pak Tai Temple door de nauwe en slingerende straatjes van het het dorp gedragen wordt. De processie is kleurrijk en spectaculair. Overheersend is de typerende, soms oorverdovende, muziek die hoort bij de vele leeuwendansers die meelopen in de processie; drum, gong, bekkens, en snerpende blaasinstrumenten. Het is te zien en te beluisteren(!) op het filmpje. Het hoogtepunt van de processie is de verklede kinderen, van Sofie en Marijke’s leeftijd, die op palen of stelten meegereden worden. Chineze prinsessen is het meest geliefde thema, maar de kostuums van de kinderen verwijzen soms ook naar actuele onderwerpen. Zo was een jongen verkleed als kippenslachter; een verwijzing naar het verplicht slachten van hobbykippen toen in februari bleek dat ook Hong Kong niet aan de vogelgriep ontkwam (zie Griep in het februari-archief).

Het is een prachtig gezicht die kinderen op palen. Maar ontzettend afzien voor ze. Op Cheung Chau lijkt het altijd heet te zijn, erg heet. Nu was het rond de dertig graden. De kinderen zitten vastgebonden op de palen, in een en dezelfde houding, minstens twee uur lang. Dat is al geen pretje, en dan ook nog in de brandende zon, dat wens je niemand toe. Hoewel de eilandbewoners het als een eer zien als hun kinderen op zo’n paal rondgedragen worden, wordt het vinden van kinderen met het jaar moeilijker. De kinderen-van-tegenwoordig zijn te verwend, zo werd er in de krant geklaagd. Die kunnen en willen dat afzien niet meer. De kinderen hadden het dit jaar extra zwaar, ze moesten twee keer. Het succes van de processie is namelijk zo groot dat, dit jaar voor het eerst, het op twee achtereenvolgende dagen werd gehouden. Meer mensen kunnen er zo van genieten, en, niet onbelangrijk, het brengt voor de eilandbewoners meer geld in het laatje. Dat het eigenlijk onzin is om die beelden twee keer door het dorp te sjouwen, daar maakt niemand zich druk om.

Saturday, May 06, 2006

Er is er een jarig

Tweeduizendzeshonderdendertig schatten enkele preciezen. Anderen houden het op ergens tussen de tweeduizendvijfhonderd en drieduizend jaar. Hoe lang geleden Boeddha werd geboren is een twistpunt, maar dat het de 8ste dag van de 4e maand van de maankalender is (dit jaar op 5 mei) schijnt wel onomstotelijk vast te staan. Boeddha's verjaardag vieren gelovigen met het wassen van een Boeddha-beeld. Dat wilden we zien, dat wassen van zo'n vrolijke kale man met een dikke buik, want daar denk je immers als eerste aan bij Boeddha.

Om de grote massa te vermijden gingen we niet naar het Po Lin klooster op Lantau, waar die reusachtige bronzen buiten Boeddha staat. Het iets minder bekende Miu Fat klooster bij Tuen Mun in de New Territories leek ons geschikter. De eerste blik op het klooster was vanuit de trein. Een absurde combinatie, die je alleen in Hong Kong ziet; naast een tempel-in-oude-stijl, een enorm modernistisch lotus-vormig gebouw, met daarin een kolossaal Boeddha-beeld. Die tempel-in-oude-stijl, of Tienduizend Boeddha’s Pagoda, is ook wel niet zo oud, 1980, maar het ademt iets tempelachtig uit. De gebedsruimte binnen is schitterend. Dat hypermoderne gebouw er naast roept daarentegen weinig devoots op. Het heeft nog het meest weg van een autoshowroom langs de snelweg tussen Amsterdam en Utrecht. Maar het was daar waar de Boeddha werd gewassen.
Dat wassen is een privé-aangelegenheid. Foto’s maken mag niet, en is ook niet zo netjes. Zeker niet als je daarmee het ritueel zou verstoren. Een paar foto’s heb ik toch gemaakt. Niet zulke goede, want van een (te) grote afstand genomen. Het is allemaal niet duidelijk te zien, maar als je goed kijkt (dubbelklik de foto om te vergroten) dan zie je onder de oksel van de vrouw in het blauw, een gouden, tien centimeter hoog beeldje van een Boeddha als kind. De oudere vrouw in het midden schept met een gouden lepel drie keer water over het beeldje. En dat is het! Het ritueel symboliseert de reiniging, niet alleen van het Boeddha-kind, maar ook, en vooral, van de ziel van de gelovige, wanneer ze het meent tenminste.

Op de weg terug naar huis van dit ‘echte’ Boeddha wassen, besloten we langs de tempelmarkt bij de ferry pier te gaan. Daar stond ook een Boeddha-beeld, een nagemaakte versie van de Boeddha van Po Lin, in het goud. Net zo ‘nep’ en kitscherig als de andere nagebouwde altaren, tempeltjes etcetera. Voor het namaak-beeld stond in een wit tupperware bakje een plastic beeldje van het Boeddha-kindje. Een Hongkongneze vrouw, gehuld in Bert en Ernie t-shirt, schepte er drie lepels water over. Hier maakte ik een foto op nog geen meter afstand. Niemand had er moeite mee.Het wassen van de Boeddha op de tempelmarkt deed ons ietwat raar aan. Alles is namaak, bedrog eigenlijk, bedoeld voor de toeristen die liever winkelen. Een totaal andere omgeving dan bij het ‘echte’ wassen in de Boeddhistische kloosters en tempels, zelfs al zijn ze ultra-modern. En toch, de vrouw in Bert en Ernie t-shirt zou dat waarschijnlijk allemaal onzin vinden, net als de meeste Hongkongers. Een beeld is een beeld. Dat kan mooi of lelijk zijn, duur of goedkoop, maar echt of namaak, dat is niet zo relevant. Bovendien, het gaat natuurlijk vooral om de gedachte.

Tuesday, May 02, 2006

Vissen in een zakje

Deze vissen, en slakken en padden en schildpadden, in zakjes zagen we gisteren in Mong Kok, Tung Choi street. Het is een van de vele speciaal-straten in Hong Kong. Winkel na winkel worden er bijna uitsluitend siervissen verkocht. De meeste winkeltjes zijn smal, vaak niet meer dan een een gangpad breed, met aan beide kanten een rij tot aan het plafond opgestapelde acquaria. Chinezen zijn van oudsher gek op het kweken en houden van siervissen, vooral goudvissen. Hoe exotischer (of mismaakter?), hoe beter. Bovendien, volgens de fung shui (‘wind en water’) brengt een acquarium op de juiste plek in huis geluk. Duidelijk, Hongkongers moeten wel dol zijn op goudvissen. Ook wij keken onze ogen uit.

Sommige winkels hadden honden, katten, konijnen en hamsters. Sofie en Marijke vielen voor de hamsters. Wij hebben liever cavia’s, voor als we terug zijn in Amsterdam natuurlijk. Probleem is dat die beesten jongen krijgen. Marijke had snel een oplossing. Oma Riet en Hemke konden die wel krijgen (of terwijl; kom bij ons logeren en je krijgt een cavia mee naar huis). Het deed ons zo nu en dan wat wreed aan, een schildpad in een zakje bijvoorbeeld. Of duizenden vissen in een acquarium, een kameleon in een broodtrommel. Aan de andere kant, op straat was er niet veel meer ruimte. Het krioelt in Mong Kok van de mensen als nergens anders in Hong Kong.

China XIII: Badhanddoekmutsen en borduursels

De grootste etnische groep in China zijn de Han-Chinezen. Wat een Chinees tot Han-Chinees maakt is moeilijk uit te leggen. Niet alle Han-Chinezen spreken dezelfde taal, ze hebben niet dezelfde culturele achtergrond, en ook genetisch is het een diverse bevolkingsgroep. Han-Chinezen hebben met elkaar gemeen dat ze zich verbonden voelen met de Han-dynastie (206 v Chr.- 220 n. Chr.). De Han-dynastie staat voor de eerste echte bloeiperiode van China. Het was in deze periode dat het Confucianisme zijn ontuitwisbare invloed op de Chinese maatschappij deed gelden. Je zou kunnen zeggen, dat een Han-Chinees de ‘echte’ Chinees is. 1.2 van de 1.3 miljard Chinezen is Han-Chinees (ook de Hongkongers), dus zo gek is die gedachte niet. Toch klopt het niet, want er zijn 56 officiële etnische minderheidsgroeperingen in China.In het gebied rond Ping An, leven de Zhuang en de Yao. Mr. Liao Yi-peng (zie China XI: De rijkste man van Ping An) is een Zhuang, net als de andere inwoners van Ping An. Naar schatting zijn er zo’n 18 miljoen Zhuang. Een Zhuang is dus niet exotischer dan een Nederlander. In Guangxi, de provincie in Zuid-oost China waar Ping An ligt, hebben de Zhuang een zekere mate van autonomie, en ze introduceerden het irrigatie-systeem voor de rijstbebouwing in Guangxi. Dat was dik 5000 jaar geleden toen ze vanuit midden China in de provincie neerstreken. De Zhuang zijn vrijwel volledig geassimileerd, maar spreken nog wel een eigen taal, een soort Thais (De Thai stammen af van de Zhuang).

Yi-peng en (vooral) zijn vrouw maken aardig gebruik van hun etnische Zhuang achtergrond. Op verzoek, laat Yi-pengs vrouw samen met een aantal vriendinnen de toeristen kennis maken met de zang- en danskunst van de Zhuang. Een soort van volksdansen door Chinese plattelandsvrouwen. Gekleed in klederdracht, met een extra fel gekleurde badhanddoek om het hoofd gebonden, zingen ze drank- en bruiloftsliederen, dansen met bamboestokken, kelkjes en lampjes. Het is allemaal wat ingestudeerd en stijfjes, maar na een paar kommetjes rijstwijn vinden de meeste toeristen het prachtig of raken ze in een slappe lach. Hoogtepunt is een ‘traditionele’ dans tussen steeds sneller heen en weer bewogen bamboestokken. Ook de toeristen mogen meedoen. Ik vroeg Yi-peng of hij het wel eens geprobeerd had. “No”, antwoordde hij met een alleszeggende lach. Het etnische is niet allemaal flauwekul natuurlijk. In Ping An, en ook in de minder toeristische dorpjes in de omgeving, zie je –vooral oudere- Zhuang vrouwen met de onmiskenbare handdoek (mannen dragen schijnbaar geen traditionele kleren) bezig met hun dagelijkse beslommeringen.
In dezelfde vallei op nog geen twee uur loopafstand van Ping An wonen de Yao. De Yao spreken een taal waarvan Yi-peng zegt dat hij het niet verstaat. De Yao –de vrouwen, niet de mannen- onderscheiden zich van de Zhuang met roze-paars gekleurde kleren, maar zijn vooral bekend vanwege hun lange haar. Los reikt het tot op de grond. Ze laten het zien wanneer je betaalt. De Yao vrouwen borduren en proberen dat voor een habbekrats te slijten. Ook in Ping An. Ze drukken de toeristen het borduursel –of armbanden, die verkopen ze ook- simpelweg in de handen; en dringen dan aan, lopen mee, dringen nogmaals aan, ze weten niet van ophouden. Soms alleen, vaak met meerdere tegelijk. Ze strijken door Sofie’s haar (Beautifull gill, your daughter), en dat mot Sofie niet -Marijke laat het niet gebeuren. Vervelend soms, maar het maakt China wel een stukje kleurrijker.