Dit verhaal gaat over
de jongensdroom, dus ook de mijne. Een droom ooit een beroemd voetballer te zijn. Zo beroemd dat andere jongens mijn naam op hun shirt dragen. Niet alleen Nederlandse jongens, maar alle jongens in de hele wereld. In Engeland, of Brazilië, jazelfs in Hong Kong. Van Nistelrooij had een zelfde droom. De zijne komt uit. Steeds meer Hongkongneze jongens, opgeschoten knapen en mannen lopen nu, zo vlak voor de wereldkampioenschappen, in een oranje shirt met zijn naam op de rug. Het klinkt gek, maar Hong Kong lijkt langzaam maar zeker oranje te kleuren. Is het simpelweg de kleur, of zijn ze echt fan van Van Nistelrooij?
Voor Hongkongnezen lijkt het verwezenlijken van
de jongensdroom vrijwel onmoglijk (of zou de droom anders zijn?). De sporters hier blinken niet uit in de internationale sportarena. Ze doen of niet mee, of ze eindigen ergens onderaan. De Olympische geschiedenis kent maar twee Hongkongneze medaille winnaars; een zeiler en twee mannen die samen goed konden ping-pongen. Het stelt allemaal niet bijster veel voor, de sport in Hong Kong. (Eerlijk is eerlijk, de paralympische ploeg doet het beter. Alleen al in Athene won het 19 medailles, waaronder 11 gouden. Hong Kong deed het daarmee beter dan bijvoorbeeld Nederland.) Dat is niet omdat het maar een klein landje is. Hongkongnezen zijn gewoon niet
sportminded. Tekenend is de
Hong Kong Rugby Sevens. Dat is een internationaal toernooi, waar bij rugby met zeven spelers wordt gespeeld. Het is snel en spectaculair. Rugby
sevens is razend populair in alle voormalige Engelse kolonieën. De Fiji-eilanden, Samoa, Engeland, Nieuw Zeeland, Zuid Afrika, dat zijn de grote landen. Nederland telt niet mee, maar een keer mocht het meedoen. Dat was in 2003 toen er SARS heerste in Hong Kong. Anderen landen durfden de reis niet aan. Rugby
sevens is iets Engels, en het publiek bestaat dan ook bijna uitsluitend uit blank volk. Een volgepakt stadion in Hong Kong, zo’n 40.000 mensen, en dan bijna geen Chinees te zien. Bizar, want veel meer dan 100.000 blanken wonen hier niet. Het zijn de Engelse, Australische en Nieuwzeelandse expats die naar de
Sevens komen, samen met een grote schare vrienden die speciaal voor het evenement overvliegen. Hong Kong Chinezen vinden het wel goed, die komen niet. En gelijk hebben ze. Behalve het bier, en Hongkongnezen zijn geen drinkers, viel er voor de Hongkongnezen weinig te genieten. Het team van Hong Kong presteerde als altijd ver onder de maat.
Ik weet niet waarom Hongkongnezen zo weinig met sport ophebben. Mogelijk dat het hier simpelweg te warm en te vochtig is voor sport. Voetbal lijkt een uitzondering, tenminste als kijksport. Dat komt vooral door het reclamegeweld van Nike en Adidas. De
Premier League wordt breed uitgemeten, en aan het komende wereldkampioenschap in Duitsland is nu al geen ontsnappen meer aan. Hong Kong en China doen niet mee, dus dan valt de keus al snel op het shirt van Van Nistelrooij. Omdat het oranje en flitsend is. Ik zou het anders niet weten. Brazilië en Ronaldhino spreken toch veel meer aan?
Maar dit verhaal gaat ook over mijn jongensdroom, niet alleen over die van Van Nistelrooij. Tijdens mijn laatste officiële wedstrijd -voor de
Eendracht Maakt Macht Slagharen- brak ik mijn been. Ik was toen twaalf. Vijfentwintig jaar later blijkt mijn heup versleten. Einde droom, zo lijkt het. Voor mij is geen voetbalroem weggelegd. Of misschien toch?
Het
Institute of Human Performance is maar een klein instituutje. Niemand in Hong Kong heeft van ons gehoord. Zelfs Dr Chow, de chef de mission van paralympische ploeg geniet een grotere bekendheid. Wat doe je daar aan? Een Brief naar
Nature schrijven bedachten Rich Masters en ik. Dat betekent publiciteit. Het moet dan wel over voetbal gaan, want dat is de enige sport waar Hongkongnezen warm voor lopen. Dat was rond kerst. Inmiddels zijn we zeven strafschopexperimenten verder. Niets was te gek. We hebben dagenlang gefilosofeerd over Oliver Kahn in badpak. Ik heb gemodelleerd. Een uur lang ben ik door een professionele fotograaf onder handen genomen. Het ging niet alleen om een strooifolder voor het werven van proefpersonen (
give me your best shot, zie helemaal boven), hoewel die om de een of andere reden weinig effectief bleek. Nee, het ging vooral om het maken van een viertal unieke boekjes, alle vier vol met foto’s van mij: de armen in de lucht, naar beneden, uitgestrekt, in een shirt, met blote armen en schouders, ietsie groter en ietsie kleiner. (En geloof het of niet, met de armen in de lucht lijk ik echt groter!) Ook het zware werk werd niet geschuwd. Een kleine duizend strafschoppen heb ik op me af laten vuren. Niet ongevaarlijk, want een bal kan overal belanden (zie filmpje hier boven). Zeker omdat voetballers in het algemeen, en Hongkongneze voetballers in het bijzonder, het schieten van een strafschop niet gemakkelijk vinden, zelfs niet als ze weten dat de doelman alleen maar stil staat te kijken. En nu dik drie maanden later schrijven we een Brief naar
Nature. We hebben ‘iets’. Waarschijnlijk. De strafschoppen uit de
Premier League worden nog geanalyseerd. Als we het aandurven, en waarom niet, gaat de Brief voor Pasen nog op de post. Dromerij, of zou het er dan toch echt van komen, de voetbalroem?
Natuurlijk niet. In de droom ben je het zelf die de strafschop scoort of keert. Het gaat niet over een stompzinnig verhaal in een overgewaardeerd tijdschrift. Dus is het definitief gedaan met mijn jongensdroom? Niet helemaal. Zoals Geert en Hemke inmiddels weten blink ik elke dinsdagavond uit op het voetbalveld. In het oranje, nummer 14 op mijn rug. Ik ben bewonderaar van Cruijff, en niet onbelangrijk, voor Chinezen is 14 het getal van de dood. Het boezemt angst in. (Daarom wordt flatnummer 14 hier steevast met 13A aangeduid.) Mijn goede spel is niet onopgemerkt gebleven, en dus werd ik gekozen om voor het vertegenwoordigend elftal van de universiteit te spelen.
Zo dicht was ik nog nooit bij het verwezenlijken van mijn droom geweest! De manager zag in mij een verdediger, maar 90 minuten rennen met een versleten heup dat gaat niet, hoe vaardig ik ook ben. Ik opteerde voor
vliegende keep, zoals Menzo dat deed bij Ajax. Bovendien na het zien van duizend strafschoppen, weet ik me ook daar een specialist. En dus moest ik de concurrentiestrijd aan met de
Vice Chancellor (zeg maar, de rector-magnificus). De goede man is a-sportief, en heeft als micro-bioloog de beste jaren van zijn leven dag in dag uit door een microscoop getuurd. Hij ziet letterlijk geen bal. De
Vice Chancellor is kortom geen groot ballenvanger. Roem lag binnen handbereik.
Ik heb voor de eer bedankt. Sofie moest die zondag naar een verjaardagsfeest van een vriendinnetje. En in Hong Kong gaan kinderen nooit alleen.