Tuesday, October 13, 2009
Trommelgeroffel nabij Nam Chung
Steeds luider klonken de trommels. Ik had het gedreun voor het eerst opgemerkt toen ik nog maar net de heuvels uit was. Op de asfaltweg, het laatste stuk van de lange afdaling naar Nam Chung Uk en tegelijk van de Wilson trail. Telkens zwol het geluid met onregelmatige tussenpozen kort aan om weer snel te verstommen. Nu klonken het trommelgeroffel zo dichtbij, dat ik er bijna moest zijn. Misschien al na de volgende bocht.
Het is al weer vier jaar geleden dat we de eerste etappes van de in totaal 80 kilometer lange Wilson trail op Hong Kong Island liepen (zie Hong Kong op zijn smalst, januari 2006). Toen we terugkeerden naar Nederland hadden we de Kowloonheuvels doorkruist, en tijdens de paar keer dat ik terug was in Hong Kong liep ik het stuk van de Wilson trail dat door de heuvels van Pat Sin Leng in de New Territories leidt (zie De acht onsterfelijken, december 2007). De kilometers die nu nog restten waren eigenlijk niet veel meer dan een lange afdaling naar Nam Chung Uk, na eerst een steile klim vanaf de weg naar het pad, dat nog wel.
De Wilson trail volgt deels de oude paden door de verlaten Hakka-nederzettinkjes van Wang Shan Keuk. Hoe dichter het pad bij het dal komt hoe dunner de vegetatie wordt. Het uitzicht naar het noorden wordt weidser met de Starling Inlet, de meest noordoostelijke inham van de Zuidchinese zee, en aan de overzijde Sha Tau Kok, een klein dorpje dat grenst aan Sha Tou Jiao, een enorme stad in mainland China met een moderne overslaghaven.
En nog verder naar beneden dus die bocht. Het bleek de laatste. Het moment dat ik de bocht inging begonnen de Chinese drums opnieuw te dreunen. Doffe dreunen, ba-dom ba-dom, ba-dom, steeds sneller en luider volgden ze elkaar op. Twintig meter verder hing een dundoek met ‘finish’ over de weg, een aantal mensen in oranje t-shirt klapten en juichten me toe. Dit moest de finishlijn zijn van een hardloopwedstrijd of een wandeltocht. Dat verklaarde waarom zoveel mensen die ik voorbij liep een rug- of buiknummer hadden opgespeld. Ik voelde me ongemakkelijk, dat gedrum en gejuich was niet voor mij bedoeld. Ik was geen deelnemer. Ik zwaaide met mijn armen van ‘nee’. Het trommelgeroffel werd weifelender, de oranje t-shirts staakten het gejuich, en ik ontweek netjes het finishlint toen ik onder het dundoek door liep.
Het ging om een liefdadigheidsloop. De Wilson trail hardlopend of wandelend binnen 30 uur, inclusief de nacht. Voor het goede doel. En dan kom ik, in vier jaar … Toch voelde deze afsluiting met tromgeroffel gepast.
Friday, June 13, 2008
Ik in Hong Kong
Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik twee jaar in Hong Kong heb gewoond. Daardoor ben ik hiermee gekomen. Ik heb er al die twee jaar op school gezeten, het was een internationale school. Dat is een school waar heel veel verschillende kinderen uit allerlei landen op zitten. Ik heb zelfs bij twee juffen gezeten! Eén kwam uit Australië en de ander uit Nieuw Zeeland. Ik noem een aantal landen waar mijn klasgenoten vandaan kwamen: Australië, Engeland, en Hong Kong zelf. Nederlandse kinderen waren er niet veel, alleen ik en mijn zusje. Maar in totaal waren er iets over de 2000 kinderen. De school heet "Kennedy School".
Weet je dat er in Hong Kong heel veel dubbeldekkers rondrijden? Dat komt omdat er vroeger een oorlog was en Engeland had Hong Kong veroverd.
Ik ben in Hong Kong veel over het Boeddhisme tegen gekomen. Het Boeddhistische geloof gaat allemaal over een jonge, rijke prins die Boeddha heette. Hij mocht nooit naar buiten want zijn vader zei "jij bent nog veel te klein." Tot op een dag hij ontsnapte, hij liep de tuin in en wat zag hij daar? Mensen die ziek en arm waren. Hij wou heel snel hulp halen en ging op pad. Maar Boeddha besloot ook arm te worden. En zo wilde hij uitvinden hoe hij armoede kon oplossen.
Boeddha reisde rond en mediteerde heel veel maar vond het antwoord niet. Hij ging onder een boom zitten en na 49 dagen en nachten te hebben gemediteerd werd hij heilig, en bedacht dat mensen lijden omdat ze nooit tevreden zijn met wat ze hebben!
Uit: Kinderschoolkrant De Achthoek, juni 2008.
Weet je dat er in Hong Kong heel veel dubbeldekkers rondrijden? Dat komt omdat er vroeger een oorlog was en Engeland had Hong Kong veroverd.
Ik ben in Hong Kong veel over het Boeddhisme tegen gekomen. Het Boeddhistische geloof gaat allemaal over een jonge, rijke prins die Boeddha heette. Hij mocht nooit naar buiten want zijn vader zei "jij bent nog veel te klein." Tot op een dag hij ontsnapte, hij liep de tuin in en wat zag hij daar? Mensen die ziek en arm waren. Hij wou heel snel hulp halen en ging op pad. Maar Boeddha besloot ook arm te worden. En zo wilde hij uitvinden hoe hij armoede kon oplossen.
Boeddha reisde rond en mediteerde heel veel maar vond het antwoord niet. Hij ging onder een boom zitten en na 49 dagen en nachten te hebben gemediteerd werd hij heilig, en bedacht dat mensen lijden omdat ze nooit tevreden zijn met wat ze hebben!
Uit: Kinderschoolkrant De Achthoek, juni 2008.
Friday, May 02, 2008
Marijke grijpt de Olympische fakkel
Kordaat stapte Marijke naar voren en pakte ze de fakkel. Hebbes! Vandaag werd de Olympische fakkel door Hong Kong gerend. Iets waar de Hongkongnezen weken naar uit hadden gezien (maar daarover later meer). Wij bekeken de fakkeltocht in Sha Tin, dichtbij waar in augustus de paardensportevenementen van de Spelen zullen plaats vinden. De fakkel ging hier een stuk per dragon boat. Op onze weg terug zagen we een paar van de iets meer dan honderd fakkeldragers, allemaal bekende Hongkongnezen. Gewoon op straat, met de fakkel in een kartonnen doos. Soms ging de fakkel er even uit om -trots- te posseren. Zo ook bij drager nummer 64, Sze Hang Yu, de butterfly queen. Sze is Hong Kong's beste zwemster, en misschien was het wel juist daarom dat ze de fakkel op de dragon boat mocht dragen. Hoe dan ook, Marijke greep meteen haar kans.
Thursday, February 07, 2008
Fu dao le
Het chinese karakter fu siert onze voordeur, want het Chinese nieuwe jaar begint vandaag. Ook in Amsterdam. Het karakter fu betekent zoveel als geluk. Een oude Chinese gewoonte is om het karakter met nieuwjaar ondersteboven op de deur te hangen. Hoewel er in China ook puristen zijn die de authenticiteit van deze gewoonte in twijfel trekken. Hoe dan ook, ook wij hebben het karakter op zijn kop geplakt. Het woord voor ondersteboven, dao, klinkt namelijk hetzelfde als het woord voor aangekomen of gearriveerd. Het ondersteboven hangen van het karakter fu symboliseert dat geluk ons huis is binnengekomen, fu dao le. Mooi toch?
Thursday, December 27, 2007
De acht onsterfelijken
Ik redde het niet. Het was te ver, te zwaar en vooral te laat. Eigenlijk was ik het ook niet van plan geweest, maar zo halverwege de wandeling had ik het gevoel gekregen dat ik ook die laatste zeven kilometer tot het eind wel aan zou kunnen. Nu, tegen vijven, keek ik er anders tegen aan. De toppen van Pat Sin Leng (lett.: de acht onsterfelijken, verwijzend naar een groep taoïsten die door het bestuderen van de natuur onsterfelijkheid wisten te bereiken en sindsdien als heiligen hoog in de wolken een vrolijk bestaan leiden), of eigenlijk de traptreden er naar toe, hadden me langzaam gesloopt. Mijn heup speelde op. De grotere stappen naar beneden kon ik alleen nog maar maken met mijn rechterbeen als standbeen, de linkerheup kon mijn gewicht amper meer aan. Ik kon me niet heugen wanneer ik voor het laatst zo vermoeid had gevoeld –waarschijnlijk op een te lange wandeling naar Woerden met Sofie in de rugdrager. Die laatste paar kilometers naar Nam Chung waren er simpelweg te veel. Het begon bovendien te schemeren. En dus nam ik het pad naar beneden naar Tai Mei Tuk, en vandaar met de bus terug naar Tai Po.
De Wilson trail. Het slingert kris-kras door Hong Kong, grofweg van zuid naar noord, zo’n tachtig kilometer lang. De Wilson trail is een van de handvol lange afstandswandelingen die Hong Kong rijk is. Het meest zuidelijke puntje is nabij Stanley op Hong Kong Island. Het is er meteen raak. Traptreden steil omhoog. Het schijnen er dertienhonderd te zijn op die eerste beklimming. Wie telt zoiets? De traptreden, meestal van beton, zijn kenmerkend voor wandelen in Hong Kong. Zanderige, uitgesleten paden met steen of rotsblokken die naar boven slingeren en waar je soms moet klauteren zijn er nauwelijks in de Hongkongse heuvels. In Hong Kong gaat het pad naar de top steil recht omhoog, langs de kortste weg, met traptreden, vaak honderden achtereen. Het idee dat Hongkongnezen van natuur hebben is duidelijk anders dan de onze. In Hong Kong lijkt men niet zo gek veel op te hebben met de ongerepte en woeste natuur zoals Europeanen dat zo graag zien. De natuur is beter een soort van park. Het liefst een beetje gedomesticeerd, en zeker niet te wild. Een nette trap naar de top, eventueel met een reling, past daar prima in. Wandelen verwordt dan snel tot traplopen (zie Traplopen, september 2006).
Na die eerste heuvel bij Stanley (eigenlijk twee, ze heten de Twins) gaat de Wilson trail dwars over Hong Kong Island door de heuvels naar Quarry Bay (zie Hong Kong op zijn smalst, januari 2006) om vervolgens Victora Harbour over te steken naar de oostzijde van Kowloon. Westwaards dan (zie Ronddwalende geesten, april 2006), waarbij de Kowloonheuvels worden doorkruist op weg naar de New Territories. Als de smog het toelaat is er een fantastisch vergezicht over Kowloon en Hong Kong Island (zie Langs de catchwaters, september 2006). Het pad leidt langs catchwaters, Amah Rock, aangelegde reservervoirs, oude smokkelroutes, bunkers uit de Tweede Wereldoorlog, makaken, bamboe, en over duizenden traptreden natuurlijk.
Verleden jaar waren we tot aan het Shing Mung reservoir gekomen, en dus pakte ik daar de Wilson trail weer op. Eerst een etappe naar Tai Po, en nu van Tai Po via Cloudy Hill over de kam langs de acht toppen van Pat Sin Leng. Wong Leng, de hoogste van de acht, is 639 meter hoog. Even was er een moment waarop al het geluid verstomde. Geen geraas van auto’s op de achtergrond of van laag overvliegende vliegtuigen. Er was alleen het suizen van de wind door het hoge gras van de Pat Sin Leng hoogvlakte. Geen wolkenkrabbers. Ik was alleen, totdat het lawaai van een viertal wandelaars me tegemoet schalde. Niet dat ze schreeuwden. Integendeel, al wandelend luisterden ze naar een klein transistorradiootje dat ze, zoals zoveel Hongkongnezen, met zich meedroegen (Een groepje taoïsten misschien?). Hongkongnezen houden klaarblijkelijk niet van de stilte van de natuur. En toen opende het uitzicht weer. Staand op de vrijwel verlaten grasachtige en onherbergzame hoogvlakte van de Pat Sin Leng met steile hellingen en ravijnen zag ik links over de grens in het mainland de wolkenkrabbers van Shenzhen en rechts de wolkenkrabbers van Tai Po. Een surreëel vergezicht dat het beklimmen van al die traptreden de moeite meer dan waard maakt.
De Wilson trail. Het slingert kris-kras door Hong Kong, grofweg van zuid naar noord, zo’n tachtig kilometer lang. De Wilson trail is een van de handvol lange afstandswandelingen die Hong Kong rijk is. Het meest zuidelijke puntje is nabij Stanley op Hong Kong Island. Het is er meteen raak. Traptreden steil omhoog. Het schijnen er dertienhonderd te zijn op die eerste beklimming. Wie telt zoiets? De traptreden, meestal van beton, zijn kenmerkend voor wandelen in Hong Kong. Zanderige, uitgesleten paden met steen of rotsblokken die naar boven slingeren en waar je soms moet klauteren zijn er nauwelijks in de Hongkongse heuvels. In Hong Kong gaat het pad naar de top steil recht omhoog, langs de kortste weg, met traptreden, vaak honderden achtereen. Het idee dat Hongkongnezen van natuur hebben is duidelijk anders dan de onze. In Hong Kong lijkt men niet zo gek veel op te hebben met de ongerepte en woeste natuur zoals Europeanen dat zo graag zien. De natuur is beter een soort van park. Het liefst een beetje gedomesticeerd, en zeker niet te wild. Een nette trap naar de top, eventueel met een reling, past daar prima in. Wandelen verwordt dan snel tot traplopen (zie Traplopen, september 2006).
Na die eerste heuvel bij Stanley (eigenlijk twee, ze heten de Twins) gaat de Wilson trail dwars over Hong Kong Island door de heuvels naar Quarry Bay (zie Hong Kong op zijn smalst, januari 2006) om vervolgens Victora Harbour over te steken naar de oostzijde van Kowloon. Westwaards dan (zie Ronddwalende geesten, april 2006), waarbij de Kowloonheuvels worden doorkruist op weg naar de New Territories. Als de smog het toelaat is er een fantastisch vergezicht over Kowloon en Hong Kong Island (zie Langs de catchwaters, september 2006). Het pad leidt langs catchwaters, Amah Rock, aangelegde reservervoirs, oude smokkelroutes, bunkers uit de Tweede Wereldoorlog, makaken, bamboe, en over duizenden traptreden natuurlijk.
Verleden jaar waren we tot aan het Shing Mung reservoir gekomen, en dus pakte ik daar de Wilson trail weer op. Eerst een etappe naar Tai Po, en nu van Tai Po via Cloudy Hill over de kam langs de acht toppen van Pat Sin Leng. Wong Leng, de hoogste van de acht, is 639 meter hoog. Even was er een moment waarop al het geluid verstomde. Geen geraas van auto’s op de achtergrond of van laag overvliegende vliegtuigen. Er was alleen het suizen van de wind door het hoge gras van de Pat Sin Leng hoogvlakte. Geen wolkenkrabbers. Ik was alleen, totdat het lawaai van een viertal wandelaars me tegemoet schalde. Niet dat ze schreeuwden. Integendeel, al wandelend luisterden ze naar een klein transistorradiootje dat ze, zoals zoveel Hongkongnezen, met zich meedroegen (Een groepje taoïsten misschien?). Hongkongnezen houden klaarblijkelijk niet van de stilte van de natuur. En toen opende het uitzicht weer. Staand op de vrijwel verlaten grasachtige en onherbergzame hoogvlakte van de Pat Sin Leng met steile hellingen en ravijnen zag ik links over de grens in het mainland de wolkenkrabbers van Shenzhen en rechts de wolkenkrabbers van Tai Po. Een surreëel vergezicht dat het beklimmen van al die traptreden de moeite meer dan waard maakt.
Friday, November 23, 2007
China XXX: Guangzhou dus
Heel veel bijzonders heeft Guangzhou (misschien beter bekend als Kanton) niet te bieden Het meest authentiek is misschien de ancestor hall van de Chen-clan, maar het complex staat er nog maar honderd jaar. Een pagode en tempel zijn er wel, beide flink oud ook. Maar Guangzhou is vooral zo’n typisch moderne Chinese stad, waar oude intieme wijkjes en plattelandsdorpjes plaats hebben gemaakt voor de moderne hoogbouw. Daar waar het gaat om commercie en productie-industrie loopt Guangzhou zelfs voorop in China. Dat ruik je trouwens, wanneer je vanuit Hong Kong met de trein naar Guangzhou reist. Schoorsteenpijpenlucht.
Toch heeft Guangzhou een rijke geschiedenis. Het was tot halverwege de 19e eeuw de enige stad in China waar buitenlanders handel mochten drijven. De Britten verkochten er enorme hoeveelheden opium in ruil voor Chinees zilver. Die drugshandel zette door, ondanks het verbod van de Chinese keizer. En dat ging natuurlijk niet goed. In 1839 brak de Eerste Opium-oorlog uit nadat een volledige scheepslading opium door een plaatselijke commandant uit Guangzhou werd vernietigd. De Britten wonnen, lijfden Hong Kong in, en dwongen af dat buitenlanders ook in andere Chinese steden handel mochten drijven. In Guangzhou werd van een zandbank in de Pearl River het eilandje Shamian gemaakt en door de Europeanen in verschillende concessies opgedeeld. De Chinezen hadden er niets te vertellen; sterker nog na tien uur gingen de hekken op beide bruggen dicht en kwam er geen Chinees meer in.
Nu is Shamian nog steeds een soort van eiland, een oase van rust. Het lijkt de enige plek in Guangzhou waar het niet gonst van de activiteiten. Er zijn zelfs nauwelijks Chinezen in Shamian, wel een paar buitenlanders (zoals bij Starbucks), die in de rest van de stad opvallend afwezig zijn. Shamian is tot een soort park verworden, met typische koloniale gebouwen. En een kerkje. Het is een geliefde plek voor trouwfoto’s. Drie bruidswinkels op een rij, zag ik er.
De slapte van de keizer was een doorn in het oog van de revolutionairen die China wilden moderniseren en een meer westerse staatsvorm voorstonden. Een van hen was Sun Yat-sen (zie Hong Kong in zwart wit, maart 2006), een boerenzoon uit Guangdong -de provincie waarvan Guangzhou de hoofdstad is. Op nieuwjaarsdag in 1912 werd Sun, na de omverwerping van het keizerrijk, de eerste president van de Republiek China. Dat duurde maar kort – 44 dagen om precies te zijn. De interne machtstrijd werd gewonnen door Sun’s rivaal Yuan Shi-kai, een generaal die in Beijing de onderhandelingen voerde met de vertegenwoordigers van de keizer. Sun kwam op een zijspoor en werd directeur-generaal van de nationale spoorwegen. Het idee van een trein naar Tibet, vorig jaar geopend, komt uit Sun’s koker. Ondertussen had Yuan zich zelf uitgeroepen tot de nieuwe keizer en groeide de verdeeldheid, met name tussen facties uit het Noorden en Zuiden. Een centraal gezag was er niet meer in China. Sun Yat-sen startte een militaire regering in Guangzhou met als doel China te verenigen. Dat was 1921. Hij plande een veldtocht tegen de internationaal erkende regering in Beijing. Het kwam er niet van. Zelfs de plaatselijke autoriteiten in Guangdong kreeg Sun niet mee. Ze bestreden de legitimiteit van zijn uitverkiezing, en ook de hoge belastingen die Sun hief hielpen niet mee. Sun Yat-sen stierf in 1925 in Beijing aan kanker, en werd later in Nanjing opgebaard.
Nu lijkt alles vergeven en vergeten, ook in Guangzhou. Sun Yat-sen is vader des vaderlands (voor alle Chinezen, in het mainland, in Hong Kong en in Taiwan). De verkeersader dwars door Guangzhou is na Sun vernoemd, Zhongshan Lu (Zhong Shan, 中山 [letterlijke vertaling: midden berg] is de naam die Sun kreeg bij zijn dood), en er is een Sun Yat-sen gedenkhal, een enorm theater.
Zhongshan Lu is groot en breed, met nogal wat shopping malls. Het is niet de meest interessante straat van Guangzhou. Het drukke, het gonzende, de chaos vind je in de kleinere straten en op de markten. Daar wordt handel gedreven, gekocht en verkocht. Het lijkt alsof de Guangzhou-nezen niets anders doen. En dat op die typische Chinese manier (of Cantonees, in Kowloon, Sham Shui Po bijvoorbeeld [zie Kroalkes, oktober 2005] zie je het zelfde op kleinere schaal). Straat in straat uit, winkel na winkel wordt er hetzelfde product verhandeld. Douchekoppen bijvoorbeeld, of balpennen, rollen plakband, schroeven en boutjes, kleren natuurlijk, en, het is er de tijd van het jaar voor, mandarijnen!
Toch heeft Guangzhou een rijke geschiedenis. Het was tot halverwege de 19e eeuw de enige stad in China waar buitenlanders handel mochten drijven. De Britten verkochten er enorme hoeveelheden opium in ruil voor Chinees zilver. Die drugshandel zette door, ondanks het verbod van de Chinese keizer. En dat ging natuurlijk niet goed. In 1839 brak de Eerste Opium-oorlog uit nadat een volledige scheepslading opium door een plaatselijke commandant uit Guangzhou werd vernietigd. De Britten wonnen, lijfden Hong Kong in, en dwongen af dat buitenlanders ook in andere Chinese steden handel mochten drijven. In Guangzhou werd van een zandbank in de Pearl River het eilandje Shamian gemaakt en door de Europeanen in verschillende concessies opgedeeld. De Chinezen hadden er niets te vertellen; sterker nog na tien uur gingen de hekken op beide bruggen dicht en kwam er geen Chinees meer in.
Nu is Shamian nog steeds een soort van eiland, een oase van rust. Het lijkt de enige plek in Guangzhou waar het niet gonst van de activiteiten. Er zijn zelfs nauwelijks Chinezen in Shamian, wel een paar buitenlanders (zoals bij Starbucks), die in de rest van de stad opvallend afwezig zijn. Shamian is tot een soort park verworden, met typische koloniale gebouwen. En een kerkje. Het is een geliefde plek voor trouwfoto’s. Drie bruidswinkels op een rij, zag ik er.
De slapte van de keizer was een doorn in het oog van de revolutionairen die China wilden moderniseren en een meer westerse staatsvorm voorstonden. Een van hen was Sun Yat-sen (zie Hong Kong in zwart wit, maart 2006), een boerenzoon uit Guangdong -de provincie waarvan Guangzhou de hoofdstad is. Op nieuwjaarsdag in 1912 werd Sun, na de omverwerping van het keizerrijk, de eerste president van de Republiek China. Dat duurde maar kort – 44 dagen om precies te zijn. De interne machtstrijd werd gewonnen door Sun’s rivaal Yuan Shi-kai, een generaal die in Beijing de onderhandelingen voerde met de vertegenwoordigers van de keizer. Sun kwam op een zijspoor en werd directeur-generaal van de nationale spoorwegen. Het idee van een trein naar Tibet, vorig jaar geopend, komt uit Sun’s koker. Ondertussen had Yuan zich zelf uitgeroepen tot de nieuwe keizer en groeide de verdeeldheid, met name tussen facties uit het Noorden en Zuiden. Een centraal gezag was er niet meer in China. Sun Yat-sen startte een militaire regering in Guangzhou met als doel China te verenigen. Dat was 1921. Hij plande een veldtocht tegen de internationaal erkende regering in Beijing. Het kwam er niet van. Zelfs de plaatselijke autoriteiten in Guangdong kreeg Sun niet mee. Ze bestreden de legitimiteit van zijn uitverkiezing, en ook de hoge belastingen die Sun hief hielpen niet mee. Sun Yat-sen stierf in 1925 in Beijing aan kanker, en werd later in Nanjing opgebaard.
Nu lijkt alles vergeven en vergeten, ook in Guangzhou. Sun Yat-sen is vader des vaderlands (voor alle Chinezen, in het mainland, in Hong Kong en in Taiwan). De verkeersader dwars door Guangzhou is na Sun vernoemd, Zhongshan Lu (Zhong Shan, 中山 [letterlijke vertaling: midden berg] is de naam die Sun kreeg bij zijn dood), en er is een Sun Yat-sen gedenkhal, een enorm theater.
Zhongshan Lu is groot en breed, met nogal wat shopping malls. Het is niet de meest interessante straat van Guangzhou. Het drukke, het gonzende, de chaos vind je in de kleinere straten en op de markten. Daar wordt handel gedreven, gekocht en verkocht. Het lijkt alsof de Guangzhou-nezen niets anders doen. En dat op die typische Chinese manier (of Cantonees, in Kowloon, Sham Shui Po bijvoorbeeld [zie Kroalkes, oktober 2005] zie je het zelfde op kleinere schaal). Straat in straat uit, winkel na winkel wordt er hetzelfde product verhandeld. Douchekoppen bijvoorbeeld, of balpennen, rollen plakband, schroeven en boutjes, kleren natuurlijk, en, het is er de tijd van het jaar voor, mandarijnen!
Monday, November 19, 2007
China XXVIII: Geluk in Guangzhou
Geluk is geland in Guangzhou. Zo ongeveer moet de titel van dit prachtige schilderij in het Guandong Museum of Art zijn. Helemaal zeker is dat niet, want ik ben natuurlijk geen begenadigd vertaler van het Mandarijn.
Over de betekenis -als de schilder al iets wilde duidelijk maken- kan ik alleen maar speculeren. 'Fu', geluk, staat er op de op haar kop bungelende bungy jumper; alsof het geluk letterlijk uit de lucht komt vallen, maar ook weer plots zal verdwijnen. Het schilderij verwijst misschien naar de handel, bedrijvigheid en chaos, die Guangzhou tot Guangzhou maakt (Over de stad in een later bericht meer). Een kapitalistisch wild west, maar ook weer niet helemaal. In elk geval, het leek alsof in alle straten en kieren van Guangzhou spullen ver- en gekocht werd. Er hangt een pluk-de-dag sfeer, alsof het elk moment weer over kan zijn. Guangzhou heeft daarmee mogelijk ietwat onheilspellends in zich, net zoals al die grijstinten dat met schilderij lijken te doen. En dan die trein uit Kowloon (Hong Kong), wat die er mee te maken heeft? Geen idee.
Over de betekenis -als de schilder al iets wilde duidelijk maken- kan ik alleen maar speculeren. 'Fu', geluk, staat er op de op haar kop bungelende bungy jumper; alsof het geluk letterlijk uit de lucht komt vallen, maar ook weer plots zal verdwijnen. Het schilderij verwijst misschien naar de handel, bedrijvigheid en chaos, die Guangzhou tot Guangzhou maakt (Over de stad in een later bericht meer). Een kapitalistisch wild west, maar ook weer niet helemaal. In elk geval, het leek alsof in alle straten en kieren van Guangzhou spullen ver- en gekocht werd. Er hangt een pluk-de-dag sfeer, alsof het elk moment weer over kan zijn. Guangzhou heeft daarmee mogelijk ietwat onheilspellends in zich, net zoals al die grijstinten dat met schilderij lijken te doen. En dan die trein uit Kowloon (Hong Kong), wat die er mee te maken heeft? Geen idee.
Wednesday, November 14, 2007
Kenith Poon
Kenith zag ik zaterdagochtend voor het eerst. Ik liep via Victoria Road en Sassoon Road steil omhoog naar Pokfulam Road om daar de bus naar de stad te nemen. Het is dezelfde route als naar de Universiteit, dus min of meer mijn dagelijkse gang -als Rich mij niet in zijn auto meesleept tenminste. Zaterdag dus, bij de rotonde van Victoria Road naar Sassoon Road stond daar plots Kenith. Hij zwaaide naar me. Dat verraste me. Hongkongnezen zijn niet onaardig, maar zwaaien naar onbekenden, dat was nieuw voor me. Voor ik van de schrik bekomen was, had Kenith zich omgedraaid en zwaaide hij naar een taxi, en daarna naar een glimmende donkere Mercedes. Het begon me te dagen, Kenith zwaaide niet naar mij, maar naar zijn kiezers.
Er heerst verkiezingskoorts in Hong Kong. Twee verkiezingen staan er op stapel. Begin december zijn er tussentijdse verkiezingen voor een zetel in Legco, het parlement in Hong Kong. Normaal zou dat waarschijnlijk niet zo gek veel publiciteit opleveren, maar nu er zich twee kanonnen in de strijd hebben geworpen, zijn die tussentijdse verkiezingen elke dag nieuws. Een van de kandidaten is Anson Chan. Zij was voor en na de handover van Hong Kong de Chief Secretary, de belangrijkste ambtenaar en rechterhand van de Chief Executive (zie Die vrouw met de grote zonneklep, juni 2006). Chan's belangrijkste strijdpunt als nieuwbakken politicus is volledige democratie in 2012. Haar tegenstreefster is niemand minder dan Regina Ip die in 2003 als minister het beruchte artikel 23 verdedigde, waarin opruiing, hetze, landverraad aan China, plus samenwerking met buitenlandse politieke partijen strafbaar werd gesteld. Meer dan een half miljoen mensen demonstreerden, het voorstel ging van tafel, en Ip verdween van het politieke toneel. Ze ging politicologie studeren in de Verenigde Staten en schreef een scriptie over parlementaire democratie. En nu is ze terug. Ook zij pleit voor meer democratie, maar over de precieze vorm en wanneer, daarover is ze niet altijd even duidelijk. Ip is de kandidaat van het Beijing-establishment. De twee ijzeren dames worden ze genoemd, Chan en Ip. Begrijpelijk dat er voor Kenith Poon weinig belangstelling is.
Kenith doet mee met die andere verkiezingen, a.s. zondag, voor de districtcouncils, een soort van gemeenteraden, die zaken als zwembaden en de inrichting van perkjes voor hun rekening nemen. Heel veel stelt het niet voor, want geld hebben ze bijna niet te besteden. Kenith en al die andere bijna duizend kandidaten -er dingen nog geen tweehonderd vrouwen mee- krijgen niet veel media-aandacht, maar op straat kun je niet om ze heen. Heel Hong Kong hangt vol met spandoeken en posters. Op gevels van flats, appartementen en restaurants, in winkels en de groene mini-busjes. Een minibusje met posters van meerdere kandidaten tegelijk is niet uitzonderlijk. De chauffeurs krijgen er waarschijnlijk voor betaald. Er wordt natuurlijk druk gefolderd. Vooral aanhangers van de Democratic Alliance for the Betterment and Progress of Hong Kong (DAB) zijn met hun fel blauwe hesjes niet te missen. (De DAB is de meest invloedrijke partij in Hong Kong en volledig op de hand van Beijing. Ze steunen Regina Ip). Het grappige is dat ik al een aantal kanditaten zelf heb zien staan folderen.
Waaronder dus Kenith. Kenith heeft een blog. Daarop schrijft hij dat hij algemene verkiezingen in 2012 voorstaat, beter openbaar vervoer in Pokfulam wenst, en een minder vervuild en groener Hong Kong. Hij is gelieerd aan de sociaal-democraten. Een groepering die in Hong Kong als radicaal wordt beschouwd. Kenith schrijft met gepaste trots dat hij zijn hele verkiezingscampagne zelf uitgedacht heeft. Hij heeft niet het geld iemand anders in te huren. En dus staat Kenith ochtend na ochtend op dezelfde plek langs de weg naar voorbijgangers te zwaaien -bijna uitsluitend auto's. Zaterdag nog in vrije-tijds kleding, de rest van de week netjes in pak. 'Herhaling is de kracht van de reclame' moet hij gedacht hebben.
Er heerst verkiezingskoorts in Hong Kong. Twee verkiezingen staan er op stapel. Begin december zijn er tussentijdse verkiezingen voor een zetel in Legco, het parlement in Hong Kong. Normaal zou dat waarschijnlijk niet zo gek veel publiciteit opleveren, maar nu er zich twee kanonnen in de strijd hebben geworpen, zijn die tussentijdse verkiezingen elke dag nieuws. Een van de kandidaten is Anson Chan. Zij was voor en na de handover van Hong Kong de Chief Secretary, de belangrijkste ambtenaar en rechterhand van de Chief Executive (zie Die vrouw met de grote zonneklep, juni 2006). Chan's belangrijkste strijdpunt als nieuwbakken politicus is volledige democratie in 2012. Haar tegenstreefster is niemand minder dan Regina Ip die in 2003 als minister het beruchte artikel 23 verdedigde, waarin opruiing, hetze, landverraad aan China, plus samenwerking met buitenlandse politieke partijen strafbaar werd gesteld. Meer dan een half miljoen mensen demonstreerden, het voorstel ging van tafel, en Ip verdween van het politieke toneel. Ze ging politicologie studeren in de Verenigde Staten en schreef een scriptie over parlementaire democratie. En nu is ze terug. Ook zij pleit voor meer democratie, maar over de precieze vorm en wanneer, daarover is ze niet altijd even duidelijk. Ip is de kandidaat van het Beijing-establishment. De twee ijzeren dames worden ze genoemd, Chan en Ip. Begrijpelijk dat er voor Kenith Poon weinig belangstelling is.
Kenith doet mee met die andere verkiezingen, a.s. zondag, voor de districtcouncils, een soort van gemeenteraden, die zaken als zwembaden en de inrichting van perkjes voor hun rekening nemen. Heel veel stelt het niet voor, want geld hebben ze bijna niet te besteden. Kenith en al die andere bijna duizend kandidaten -er dingen nog geen tweehonderd vrouwen mee- krijgen niet veel media-aandacht, maar op straat kun je niet om ze heen. Heel Hong Kong hangt vol met spandoeken en posters. Op gevels van flats, appartementen en restaurants, in winkels en de groene mini-busjes. Een minibusje met posters van meerdere kandidaten tegelijk is niet uitzonderlijk. De chauffeurs krijgen er waarschijnlijk voor betaald. Er wordt natuurlijk druk gefolderd. Vooral aanhangers van de Democratic Alliance for the Betterment and Progress of Hong Kong (DAB) zijn met hun fel blauwe hesjes niet te missen. (De DAB is de meest invloedrijke partij in Hong Kong en volledig op de hand van Beijing. Ze steunen Regina Ip). Het grappige is dat ik al een aantal kanditaten zelf heb zien staan folderen.
Waaronder dus Kenith. Kenith heeft een blog. Daarop schrijft hij dat hij algemene verkiezingen in 2012 voorstaat, beter openbaar vervoer in Pokfulam wenst, en een minder vervuild en groener Hong Kong. Hij is gelieerd aan de sociaal-democraten. Een groepering die in Hong Kong als radicaal wordt beschouwd. Kenith schrijft met gepaste trots dat hij zijn hele verkiezingscampagne zelf uitgedacht heeft. Hij heeft niet het geld iemand anders in te huren. En dus staat Kenith ochtend na ochtend op dezelfde plek langs de weg naar voorbijgangers te zwaaien -bijna uitsluitend auto's. Zaterdag nog in vrije-tijds kleding, de rest van de week netjes in pak. 'Herhaling is de kracht van de reclame' moet hij gedacht hebben.
Ik hoop dat Kenith het haalt zondag, en anders ligt er vast een baantje als cheerleader in het verschiet.
Friday, November 09, 2007
Holland op zijn smalst
Ooit het Holland Village gezien, gesponsord door het Nederlandse bedrijfsleven? Het is op toer door China en deed deze week eventjes Hong Kong aan. En dus staat er een 'dorp' compleet met grachtenpandjes, molen en een haringkar in Charter Garden, in het financiële hart van de stad. Treuriger kan het bijna niet...
Het was puur toeval dat ik op het Holland Village stuitte. Ik had me voorgenomen uit werk de sfeer in stad te proeven en van Central naar Causeway Bay te lopen. Ik zag de molen vanuit de bus, en stapte uit.
Het was druk in dat deel van Hong Kong. De bankkantoren van HSBC, de Bank of China, Standard Chartered, en noem ze maar op, stroomden allemaal tegelijkertijd leeg. De straten waren vol met (mantel-)pakken. Voor velen leidt de weg naar huis door Charter Garden, en daarmee dwars door het Holland Village. De passanten kwamen in golven, afhankelijk van het voetgangersstoplicht. Het was overduidelijk: het kitscherige 'dorpje' maakte geen spatje indruk op de haastige Hongkongnezen. Ze liepen er door heen zonder op of om te kijken. Je kunt ze niet anders dan gelijk geven, want wie zit nu op die Hollandse nep-kneuterigheid te wachten? Bovendien, de beloofde bitterbalen, kaas, en krentebollen waren er niet. Waarschijnlijk hadden de venters van die kramen (sorry, grachtenpandjes) al begrepen, dat Hongkongnezen daar niet voor te porren zijn. Nee, promotie voor Nederland of het bedrijfsleven kun je het niet noemen.
En toch, zo'n molen met op de achtergrond de oude Bank of China en daar weer achter het hoofdkantoor van HSBC in rood wit, zo aan het begin van de avond, het heeft wel wat.
Het was puur toeval dat ik op het Holland Village stuitte. Ik had me voorgenomen uit werk de sfeer in stad te proeven en van Central naar Causeway Bay te lopen. Ik zag de molen vanuit de bus, en stapte uit.
Het was druk in dat deel van Hong Kong. De bankkantoren van HSBC, de Bank of China, Standard Chartered, en noem ze maar op, stroomden allemaal tegelijkertijd leeg. De straten waren vol met (mantel-)pakken. Voor velen leidt de weg naar huis door Charter Garden, en daarmee dwars door het Holland Village. De passanten kwamen in golven, afhankelijk van het voetgangersstoplicht. Het was overduidelijk: het kitscherige 'dorpje' maakte geen spatje indruk op de haastige Hongkongnezen. Ze liepen er door heen zonder op of om te kijken. Je kunt ze niet anders dan gelijk geven, want wie zit nu op die Hollandse nep-kneuterigheid te wachten? Bovendien, de beloofde bitterbalen, kaas, en krentebollen waren er niet. Waarschijnlijk hadden de venters van die kramen (sorry, grachtenpandjes) al begrepen, dat Hongkongnezen daar niet voor te porren zijn. Nee, promotie voor Nederland of het bedrijfsleven kun je het niet noemen.
En toch, zo'n molen met op de achtergrond de oude Bank of China en daar weer achter het hoofdkantoor van HSBC in rood wit, zo aan het begin van de avond, het heeft wel wat.
Wednesday, November 07, 2007
Mr. Van is back in town
Eigenaardig. Het voelde als thuiskomen, vooral het moment waarop de bus het busstation onder de IFC-mall uitreed. Het drukke verkeer, dubbeldekbussen, rode taxi's, een oud vrouwtje dat een handkarretje vol oud papier voorduwt, het woud van reclameborden dat over de weg hangt, flatgebouwen die er vrijwel allemaal versleten uitzien -alsof het weer er in zit-, airconditioners aan de gevels van die zelfde flats, en natuurlijk de grote hoeveelheid Chinezen. Voor een internationale stad als Hong Kong is de bevolking opvallend eenzijdig samengesteld.
Voordat ik de bus naar Pokfulam instapte was ik kort naar het terras op het dak van IFC-mall gelopen om over Victoria Harbour uit te kijken naar Kowloon (zie foto). Het was aangenaam en redelijk helder weer. De acht heuvels die Kowloon van de New Territories scheiden waren redelijk zichtbaar. De smog was wel eens erger in Hong Kong. Op weg naar het dakterras zag ik Janet, onze ex-buurvrouw uit South Horizons, een van de weinige mensen waarmee we nog met enige regelmaat contact hebben. Zo kort na aankomst had ik nog geen trek in een praatje van "Oh, how are you ...?", en dus maakte ik rechts omkeerd. Op het dakterras was het rustig, een filmploeg maakte opnames, een Hakka-vrouw bewaterde de boompjes en een oudere man deed zijn tai-chi oefeningen. Verder niemand.
Ook op de universiteit lijkt alles bij het oude te zijn, behalve dan dat bijna iedereen is verhuisd of serieuze verhuisplannen heeft. De mensen in Hong Kong zijn een stuk minder honkvast dan in Nederland. Neem Jamie, een post-doc, hij staat op het punt een appartement aan te schaffen vlak bij Kennedy Town. Dat gaat omgerekend zo'n 300.000 euro kosten. Het is een klein en oud appartement op de 28ste verdieping, ongeveer 50 vierkante meter groot met uitzicht over de zee. Waarschijnlijk een goede aanschaf, want binnen nu en vijf jaar zal er in die buurt een MTR-station gebouwd worden, waardoor de flatprijzen zeker zullen stijgen. Niks bijzonders lijkt het, maar er is meer. Jamie gaat de flat kopen zonder het te bekijken. De huurders die er nu wonen, twee beginnende advocaten, hebben er geen zin in en dus geven ze geen toestemming. Foto's van het appartement zijn ook niet beschikbaar. Wel heeft Jamie een zelfde appartement een paar verdiepingen lager bezichtigd. Het appartement dat hij koopt zal hij echter pas zien nadat het gekocht is: een huisbaas kan de toegang niet ontzegd worden. Alsof je schoenen koopt zonder ze te passen. Ik zou het niet doen.
Voordat ik de bus naar Pokfulam instapte was ik kort naar het terras op het dak van IFC-mall gelopen om over Victoria Harbour uit te kijken naar Kowloon (zie foto). Het was aangenaam en redelijk helder weer. De acht heuvels die Kowloon van de New Territories scheiden waren redelijk zichtbaar. De smog was wel eens erger in Hong Kong. Op weg naar het dakterras zag ik Janet, onze ex-buurvrouw uit South Horizons, een van de weinige mensen waarmee we nog met enige regelmaat contact hebben. Zo kort na aankomst had ik nog geen trek in een praatje van "Oh, how are you ...?", en dus maakte ik rechts omkeerd. Op het dakterras was het rustig, een filmploeg maakte opnames, een Hakka-vrouw bewaterde de boompjes en een oudere man deed zijn tai-chi oefeningen. Verder niemand.
Ook op de universiteit lijkt alles bij het oude te zijn, behalve dan dat bijna iedereen is verhuisd of serieuze verhuisplannen heeft. De mensen in Hong Kong zijn een stuk minder honkvast dan in Nederland. Neem Jamie, een post-doc, hij staat op het punt een appartement aan te schaffen vlak bij Kennedy Town. Dat gaat omgerekend zo'n 300.000 euro kosten. Het is een klein en oud appartement op de 28ste verdieping, ongeveer 50 vierkante meter groot met uitzicht over de zee. Waarschijnlijk een goede aanschaf, want binnen nu en vijf jaar zal er in die buurt een MTR-station gebouwd worden, waardoor de flatprijzen zeker zullen stijgen. Niks bijzonders lijkt het, maar er is meer. Jamie gaat de flat kopen zonder het te bekijken. De huurders die er nu wonen, twee beginnende advocaten, hebben er geen zin in en dus geven ze geen toestemming. Foto's van het appartement zijn ook niet beschikbaar. Wel heeft Jamie een zelfde appartement een paar verdiepingen lager bezichtigd. Het appartement dat hij koopt zal hij echter pas zien nadat het gekocht is: een huisbaas kan de toegang niet ontzegd worden. Alsof je schoenen koopt zonder ze te passen. Ik zou het niet doen.
Wednesday, April 04, 2007
Een Hongkongnees op de Nieuwmarkt
“Can I ask you a question, Sir?” In Hong Kong werd mij die vraag regelmatig gesteld. De vragenstellers, vaak in t-shirt met een geelrode drakenkop, waren van het Hongkongse toeristenbureau. “How many days did you spend in Hong Kong?” Het antwoord kende ik uit mijn hoofd: “I’m local, I live in Apleichau”. Het t-shirt verontschuldigde zich en ging op zoek naar een volgende toerist.
Een echte Hongkongnees ben ik nooit geworden. Niet dat ik mijn best niet deed. Ik heb bijvoorbeeld pogingen ondernomen Cantonees te leren. Twee keer een uur in de week, een klein jaar lang. Na een sterk begin, faalde ik jammerlijk. Met de toename van de woordenschat werd het Cantonees voor mij een brij van klanken die ik onmogelijk uit elkaar wist te houden: sē (sommige), sé (schrijven), se (huis), sèh (slang), séh (samenleving) en seh (schieten). Voor de duidelijkheid, de streepjes duiden op de tonen, van hoog naar laag of van laag naar lager bijvoorbeeld, en dus niet op zoiets eenvoudigs als lange of korte e’s. Ik werd het niet machtig. Ik kon het niet onthouden, niet onderscheiden, en mijn uitspraak schoot volledig te kort. Zeker buiten de beschermde omgeving van het klaslokaal. De taxichauffeur stelde mijn poging op prijs, maar ging meteen over in het Engels.
Een echte Hongkongnees werd ik vooral niet door mijn fysiek. Het was evident dat ik van de andere kant van het Kaukasisch gebergte kwam. Ik zou altijd de gweilo, witte duivel blijven. Niet alleen mijn huidskleur of lengte, maar ook het onvermogen om waar en wanneer dan ook in slaap te kunnen vallen maakte me duidelijk tot een niet-Hongkongnees. De power nap moet een Chinese uitvinding zijn. In de bus, achter de toonbank, in de spreekkamer van de dokter, of zelfs in een rumoerig restaurant, overal en altijd weet de Hongkongnees (of Chinees) een korte slaap mee te pikken. Ook tijdens colleges. Zeven colleges Statistiek gaf ik. Toegegeven dat is saai, maar toch ook weer niet zo saai. Bij mijn allereerste college draafden negen studenten op. De eerste dommelde na twintig minuten in, de tweede volgde snel. Toen nummer vijf (uit negen!) ook haar hoofd op de tafel legde om in te dutten, besloot ik de pauze te vervroegen. Het probleem deed zich ook voor tijdens het onderzoek; iemand 150 keer achtereen een voorwerpje laten pakken was vragen om moeilijkheden.Het maakte me wel eens jaloers, dat slapen. Ik probeerde het in een bus, tijdens een saaie presentatie, maar het is me nooit gelukt. Een echte Hongkongnees word je niet, dat ben je.
En nu dus weer terug in Nederland. “Mag ik nog even uw telefoonnummer?” “Dat heb ik niet, daarvoor ben ik toch hier”. “Hebt u ook geen mobiel? Sorry, dan kunnen we voor u geen telefoonaansluiting verzorgen”. Je ziet het wel niet, maar ik pas niet meer netjes in het systeem. Ben ik nog wel een echte Nederlander? Moeilijk, ik zit met iets van een dubbele loyaliteit, want dat kan, zelfs zonder dubbel paspoort. Ik ben een beetje verhongkongneest. Ik ga, net als Sofie, opnieuw naar Chinese les. Ik lees boeken over de Chinezen van de Binnen Bantammerstraat, en ik eet bij New King op de Zeedijk, ondanks hun overduidelijke politieke steun aan meneer Ng van de VVD.
Ik trof dezelfde meneer Ng heel kort tijdens de viering van het Chinese Nieuwjaar op de Nieuwmarkt. Hij folderde voor de Provinciale Staten. “Kung hai fat choi” groette ik. Dat betekent zoiets als heel veel rijkdom dit jaar. Dat was niet omdat hij VVD’er is, maar omdat dat is wat je toewenst tijdens Nieuwjaar. Hij vond mijn wens in het Chinees een beetje drukdoenerij, en daagde me uit om de Chinese tekst op zijn foldertje dan ook maar te lezen. Tot zijn (en mijn) verrassing kon ik dat een beetje. Het wekte Ng’s nieuwsgierigheid. Ik zei dat ik twee jaar in Hong Kong had gewoond. Meneer Ng was er, net als veel Amsterdamse Chinezen, alleen maar een paar keer op vakantie geweest. Wie of wat is hier Hongkongnees?Ons gesprek werd abrupt onderbroken door het kabaal van de leeuwendansers, en daana het vuurwerk. Het Chinese Nieuwjaar wordt in Amsterdam namelijk op authentieke wijze gevierd. Authentieker nog dan in Hong Kong. Dus met een mat knalvuurwerk dat deskundig op een keukentrapje bevestigd was. In Hong Kong is vuurwerk verboden, zelfs tijdens Nieuwjaar. In Nederland mag vuurwerk natuurlijk ook niet zomaar. Daarom was er een heuse pyrotechnicus op de Nieuwmarkt. Het gehoorapparaat liet zien dat de goede man een echte professional was.
De leeuwendansers trokken de Nieuwmarktbuurt in voor een ritueel dat zorgt dat de winkeliers ook het komende jaar goede zaken zullen doen. Even volgden we de leeuwendans. Het was koud en guur. In een lawaaiig, rokerig, maar warm café aan de Jodenbreestraat vonden we een lege tafel. Lekker, een hete kop koffie ….
“Papa, wakker worden, je moet betalen”.
[uit FBWeetjes nummer 52]
Een echte Hongkongnees ben ik nooit geworden. Niet dat ik mijn best niet deed. Ik heb bijvoorbeeld pogingen ondernomen Cantonees te leren. Twee keer een uur in de week, een klein jaar lang. Na een sterk begin, faalde ik jammerlijk. Met de toename van de woordenschat werd het Cantonees voor mij een brij van klanken die ik onmogelijk uit elkaar wist te houden: sē (sommige), sé (schrijven), se (huis), sèh (slang), séh (samenleving) en seh (schieten). Voor de duidelijkheid, de streepjes duiden op de tonen, van hoog naar laag of van laag naar lager bijvoorbeeld, en dus niet op zoiets eenvoudigs als lange of korte e’s. Ik werd het niet machtig. Ik kon het niet onthouden, niet onderscheiden, en mijn uitspraak schoot volledig te kort. Zeker buiten de beschermde omgeving van het klaslokaal. De taxichauffeur stelde mijn poging op prijs, maar ging meteen over in het Engels.
Een echte Hongkongnees werd ik vooral niet door mijn fysiek. Het was evident dat ik van de andere kant van het Kaukasisch gebergte kwam. Ik zou altijd de gweilo, witte duivel blijven. Niet alleen mijn huidskleur of lengte, maar ook het onvermogen om waar en wanneer dan ook in slaap te kunnen vallen maakte me duidelijk tot een niet-Hongkongnees. De power nap moet een Chinese uitvinding zijn. In de bus, achter de toonbank, in de spreekkamer van de dokter, of zelfs in een rumoerig restaurant, overal en altijd weet de Hongkongnees (of Chinees) een korte slaap mee te pikken. Ook tijdens colleges. Zeven colleges Statistiek gaf ik. Toegegeven dat is saai, maar toch ook weer niet zo saai. Bij mijn allereerste college draafden negen studenten op. De eerste dommelde na twintig minuten in, de tweede volgde snel. Toen nummer vijf (uit negen!) ook haar hoofd op de tafel legde om in te dutten, besloot ik de pauze te vervroegen. Het probleem deed zich ook voor tijdens het onderzoek; iemand 150 keer achtereen een voorwerpje laten pakken was vragen om moeilijkheden.Het maakte me wel eens jaloers, dat slapen. Ik probeerde het in een bus, tijdens een saaie presentatie, maar het is me nooit gelukt. Een echte Hongkongnees word je niet, dat ben je.
En nu dus weer terug in Nederland. “Mag ik nog even uw telefoonnummer?” “Dat heb ik niet, daarvoor ben ik toch hier”. “Hebt u ook geen mobiel? Sorry, dan kunnen we voor u geen telefoonaansluiting verzorgen”. Je ziet het wel niet, maar ik pas niet meer netjes in het systeem. Ben ik nog wel een echte Nederlander? Moeilijk, ik zit met iets van een dubbele loyaliteit, want dat kan, zelfs zonder dubbel paspoort. Ik ben een beetje verhongkongneest. Ik ga, net als Sofie, opnieuw naar Chinese les. Ik lees boeken over de Chinezen van de Binnen Bantammerstraat, en ik eet bij New King op de Zeedijk, ondanks hun overduidelijke politieke steun aan meneer Ng van de VVD.
Ik trof dezelfde meneer Ng heel kort tijdens de viering van het Chinese Nieuwjaar op de Nieuwmarkt. Hij folderde voor de Provinciale Staten. “Kung hai fat choi” groette ik. Dat betekent zoiets als heel veel rijkdom dit jaar. Dat was niet omdat hij VVD’er is, maar omdat dat is wat je toewenst tijdens Nieuwjaar. Hij vond mijn wens in het Chinees een beetje drukdoenerij, en daagde me uit om de Chinese tekst op zijn foldertje dan ook maar te lezen. Tot zijn (en mijn) verrassing kon ik dat een beetje. Het wekte Ng’s nieuwsgierigheid. Ik zei dat ik twee jaar in Hong Kong had gewoond. Meneer Ng was er, net als veel Amsterdamse Chinezen, alleen maar een paar keer op vakantie geweest. Wie of wat is hier Hongkongnees?Ons gesprek werd abrupt onderbroken door het kabaal van de leeuwendansers, en daana het vuurwerk. Het Chinese Nieuwjaar wordt in Amsterdam namelijk op authentieke wijze gevierd. Authentieker nog dan in Hong Kong. Dus met een mat knalvuurwerk dat deskundig op een keukentrapje bevestigd was. In Hong Kong is vuurwerk verboden, zelfs tijdens Nieuwjaar. In Nederland mag vuurwerk natuurlijk ook niet zomaar. Daarom was er een heuse pyrotechnicus op de Nieuwmarkt. Het gehoorapparaat liet zien dat de goede man een echte professional was.
De leeuwendansers trokken de Nieuwmarktbuurt in voor een ritueel dat zorgt dat de winkeliers ook het komende jaar goede zaken zullen doen. Even volgden we de leeuwendans. Het was koud en guur. In een lawaaiig, rokerig, maar warm café aan de Jodenbreestraat vonden we een lege tafel. Lekker, een hete kop koffie ….
“Papa, wakker worden, je moet betalen”.
Thursday, March 08, 2007
China XXVII: Kou lijden in Tongli
Bedrijventerrein na bedrijventerrein, er komt geen eind aan. Het platteland bestaat niet (meer). De trein brengt ons in een klein uur van Shanghai naar Suzhou. Vandaar gaat het nog eens een dik half uur met een bijna lege streekbus naar Tongli. Klein Venetië wordt dat genoemd. Je moet ver gaan als je in Shanghai echt de stad uit wilt. Heel ver.
De hele reis door de Yangtze-delta gaat langs van die zogenaamde industrieële parken, bedrijventerreinen dus. Chinese bedrijven, maar veel vestigingen van buitenlandse ook, uit Japan en Korea vooral. En Philips. Het gekke is dat bij de meeste bedrijven het allerminst bedrijvig is. Veel gebouwen (veelal laagbouw) lijken zo goed als verlaten. Op de parkeerplaatsten staat maar een enkele auto. Dat laatste is niet zo heel gek als je bedenkt dat de werknemers natuurlijk geen geld hebben voor een auto. Maar waarom dan zo’n uitgestrekt parkeerterrein? Ook het aantal fietsen houdt overigens niet over. Het lijkt dat er vooral gebouwd is met het oog op wat er nog komen gaat. De infrastructuur is er, nu de rest nog. Maar of het er ook komt? Het maakt het allemaal een beetje unheimisch, en dat wordt nog eens versterkt door een dikke sluier vies geel-grauwe smog. Van Shanghai tot in Tongli.
Er zijn straten in Tongli, maar in het dorpje vormen de kanalen met de karakteristieke bruggen de hoofdwegen. Het dorpje kan behoorlijke wat toeristen aan, maar nu –in de tweede week van december- is het er vooral rustig. De mensen zijn bezig met hun dagelijkse beslommeringen. Een paar straatwerkers werken aan een brug, een vrouw wast kleren in het kanaal, een boer hangt kroppen groente in een soort van waslijn, enkele mannen en vrouwen breien wollen sloffen (voor de toeristen), en weer anderen zitten buiten te slapen.
Maar het is vooral koud in Tongli, verdomd koud. Voor ons tenminste, verwend dat we zijn met de zomerse temparaturen in Hong Kong. Het is een graad of vijf à tien in Tongli. Onze kamer in het family-guesthouse is in Chinese stijl, met een echt prinsessenbed (zoals Sofie en Marijke het noemen), een theetafel in een andere bedstee, een Chinese vaas, rijkbewerkte raamluiken enzovoort. We zijn de enige gasten. Een prachtig guesthouse, maar brr, het kiert er en het tocht, en ook de plavuizen op de vloer dragen niet bij aan een warm gevoel. Gelukkig staan er twee thermoskannen met heet water. We drinken de thee met onze jassen aan.De mensen in Tongli wachten op de echte winterse kou. Terwijl wij met handschoenen (een paar dagen eerder in Shanghai aangeschaft) rondlopen, zitten zij op straat of in huis, maar wel met ramen en deuren gewoon open. Het vinden van een restaurantje waar de deuren niet wagenwijd open is niet eenvoudig.
Twee nachten slapen we in Tongli. In dit dorp van boeren en vissers woonden ooit koopmannen die rijk werd van de handel langs de zijderoute. Nu nog zijn er in Tongli de typische Chinese tuinen met rotspartijen, prieelen, en vijvers met goudkarpers. We slenteren een hele dag rond; door de tuinen, langs de kanalen en over de bruggen.
De hele reis door de Yangtze-delta gaat langs van die zogenaamde industrieële parken, bedrijventerreinen dus. Chinese bedrijven, maar veel vestigingen van buitenlandse ook, uit Japan en Korea vooral. En Philips. Het gekke is dat bij de meeste bedrijven het allerminst bedrijvig is. Veel gebouwen (veelal laagbouw) lijken zo goed als verlaten. Op de parkeerplaatsten staat maar een enkele auto. Dat laatste is niet zo heel gek als je bedenkt dat de werknemers natuurlijk geen geld hebben voor een auto. Maar waarom dan zo’n uitgestrekt parkeerterrein? Ook het aantal fietsen houdt overigens niet over. Het lijkt dat er vooral gebouwd is met het oog op wat er nog komen gaat. De infrastructuur is er, nu de rest nog. Maar of het er ook komt? Het maakt het allemaal een beetje unheimisch, en dat wordt nog eens versterkt door een dikke sluier vies geel-grauwe smog. Van Shanghai tot in Tongli.
Er zijn straten in Tongli, maar in het dorpje vormen de kanalen met de karakteristieke bruggen de hoofdwegen. Het dorpje kan behoorlijke wat toeristen aan, maar nu –in de tweede week van december- is het er vooral rustig. De mensen zijn bezig met hun dagelijkse beslommeringen. Een paar straatwerkers werken aan een brug, een vrouw wast kleren in het kanaal, een boer hangt kroppen groente in een soort van waslijn, enkele mannen en vrouwen breien wollen sloffen (voor de toeristen), en weer anderen zitten buiten te slapen.
Maar het is vooral koud in Tongli, verdomd koud. Voor ons tenminste, verwend dat we zijn met de zomerse temparaturen in Hong Kong. Het is een graad of vijf à tien in Tongli. Onze kamer in het family-guesthouse is in Chinese stijl, met een echt prinsessenbed (zoals Sofie en Marijke het noemen), een theetafel in een andere bedstee, een Chinese vaas, rijkbewerkte raamluiken enzovoort. We zijn de enige gasten. Een prachtig guesthouse, maar brr, het kiert er en het tocht, en ook de plavuizen op de vloer dragen niet bij aan een warm gevoel. Gelukkig staan er twee thermoskannen met heet water. We drinken de thee met onze jassen aan.De mensen in Tongli wachten op de echte winterse kou. Terwijl wij met handschoenen (een paar dagen eerder in Shanghai aangeschaft) rondlopen, zitten zij op straat of in huis, maar wel met ramen en deuren gewoon open. Het vinden van een restaurantje waar de deuren niet wagenwijd open is niet eenvoudig.
Twee nachten slapen we in Tongli. In dit dorp van boeren en vissers woonden ooit koopmannen die rijk werd van de handel langs de zijderoute. Nu nog zijn er in Tongli de typische Chinese tuinen met rotspartijen, prieelen, en vijvers met goudkarpers. We slenteren een hele dag rond; door de tuinen, langs de kanalen en over de bruggen.