Wednesday, August 23, 2006

China XVII: Massatoerisme

Er wonen nogal wat Chinezen in China. Toerisme is daarom altijd massa-toerisme. Ga maar na. Chinezen reizen vrijwel uitsluitend in groepen. Vaak hobbelen ze met zijn allen achter een gids met vlag aan. Die brengt de groep, meestal allemaal met dezelfde rode, gele of witte pet op het hoofd, van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid. Daar aangekomen worden er foto’s gemaakt, van de vakantiegangers wel te verstaan, de bezienswaardigheid verdwijnt naar de achtergrond. En tussendoor wordt er gegeten en gewinkeld. Zonder souvenirs en andere prullaria is de vakantie voor een Chinees niet compleet. Ik weet het, het zijn stereotypen, maar echt ver bezijden de waarheid is het niet.

Als iets, een stadje, een pagode of een landschap, een bezienswaardigheid wordt, dan is het dus meteen druk, heel druk. Zelfs al kan (simpelweg onvoldoende geld) of mag de overgrote meerderheid van de Chinezen niet reizen en er daarom verhoudinggewijs maar een paar Chinezen zijn die iets willen zien, dan nog leidt dat onvermijdelijk tot tientallen bussen en drommen mensen. Rugzakkers, vooral van die Lonely Planet reizigers uit het westen, lijken dat maar moeilijk te kunnen accepteren. Regelmatig hebben we ze horen klagen over de te grote hoeveelheid toeristen en de te hoge prijzen. Ze zijn op zoek naar een onbedorven en authentiek China, maar realiseren zich niet dat dat in elk geval sinds Mao’s Culturele Revolutie niet meer bestaat. Het kan geen reden zijn niet te gaan. Parijs stelt ook niet teleur omdat het te toeristisch of te duur is. Er zijn overigens ook plaatsen die de Chinezen nog niet ontdekt hebben. Die zijn minder toeristisch maar zeker niet minder fraai of interessant (en ook die staan vaak in de Lonely Planet, maar dan maar met een enkele zin). Je moet wel iets beter je best doen om er te komen (of gewoon geluk hebben), maar vaak is dat een deel van het plezier. Daarover een andere keer, hier nu eerst de toeristische toppers van Yunnan, in de volgorde waarin we ze bezocht hebben.Eerst het Stone Forrest bij Kunming. Ooit was daar een zee, waarvan het kalksteen-bezinksel door miljoenen jaren erosie omgevormd is tot talrijke grillige losstaande rostpartijen met hoge pieken, pilaren, kieren en spleten. Zeer spectaculair, en inderdaad, het lijkt wel een stenen bos. Het Stone Forrest zelf, want ook tot ver in de wijde omgeving staan de ‘menhirs’ her en der verspreid in de velden, is omgevormd tot een soort van park. De natuur is er volledig gedomesticeerd, zoals Chinezen dat graag zien.De tweede topattractie is het ommuurde stadje (nou ja, aan een kant van het stadje staat de muur inmiddels weer overeind, aan de rest wordt druk gewerkt) Dali. Dali is naast het stadsgezicht vooral bekend om haar drie pagodes. Een pagode is een toren uit verschillende lagen dat vaak deel uitmaakt van een boedhistisch tempel- of kloostercomplex. Het klooster is in Dali al lang verdwenen, wat rest zijn de drie ranke pagode’s.En dan Lijiang. Dat is een oud stadje dat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO staat. En dat maakt het populair onder Chinezen. Massatoerisme dus. In Lijiang wonen van oudsher de Naxi. De oude kern (naast de oude is er ook een veel grotere nieuwe stad, het bestaat nog geen 50 jaar, maar er is mischien geen beter plek als je op zoek bent naar het authentieke China) is een doolhof met kris-kras door elkaar slingerende straatjes en steegjes. De laatste jaren is Lijiang twee rampen overkomen. Eerst een aardbeving, en daarna de wederopbouw (nog steeds gaande). Een wederopbouw is natuurlijk op zich zelf absoluut geen ramp, maar het gebeurde met het oog op het toerisme. Daardoor is nu bijna elk huis of courtyard een souvenirswinkel (met thee, handgeverfde t-shirts, sierraden, linoleumsnijwerken, leren tassen, blokfluiten), hotel of restaurant. Een waar paradijs voor de Chinese toerist. En eerlijk is eerlijk, het is een prachtig stadje met een kenmerkende sfeer, ondanks het toerisme. En toch, het reusachtige Mao-beeld in de nieuwe stad is minstens zo intrigerend.Ten slotte, en nog verder noordwaarts in het Tibetaanse deel van Yunnan ligt Zhongdian. Tegenwoordig heet het officieel Shangri-la, het verloren paradijs. Zhongdian hoort eigenlijk niet in dit rijtje thuis. Het kent nu nog geen massatoerisme. Maar lang zal dat niet meer duren. Nog geen vier jaar geleden was de oude stad nog een gewoon Tibetaans boerendorp, en nu wordt het langzaam herbouwd tot een soort Lijiang, inclusief de souvenirswinkels. Gestimuleerd door de lokale overheid, die zorgt voor een gunstige lening bij de bank voor het opknappen van het huis of boerderij, en gedreven door de mogelijkheid snel veel geld te verdienen aan het toerisme, kiezen vrijwel alle bewoners ervoor hun huis om te bouwen tot een rijk met houtsnijwerk versierde souvenirswinkel. Hoe dan ook, niet de oude stad, maar het Songzanlin klooster of lamasery is de trekpleister van Zhongdian. Dit Tibetaanse klooster kent zo’n 700 monniken. De Dalai Lama zou hier eigenlijk de ‘baas’ moeten zijn, maar dat laat Beijing niet toe. Je vindt er daarom alleen portretten van de Pancha Lama, niet van de Dalai Lama.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home