China XXIV: De Stairway to Heaven
China kent vijf heilige taoïstische bergen. De fraaiste reden waarom ze als heilig beschouwd worden is het (oude) geloof dat bergen, met name de hoogste, pilaren zijn die hemel en aarde van elkaar scheiden. De hemel zou neer kunnen storten en de aarde verpletteren. Vier bergen in het noorden, westen, zuiden en oosten voorkomen dit onheil (Het zijn er vier omdat volgens de mythe de aarde een reusachtige dode schildpad is die met zijn poten omhoog op zijn rug ligt. De poten zijn de steunpilaren in de vier windstreken. Geen idee waar die vijfde middelste berg vandaan komt). De bergen garanderen daarom een vredig en harmonieus bestaan. Meer dan voldoende voor een heiligverklaring dunkt me.
Huan Shan, de berg van het westen, hadden we al eens bezocht (zie China IV: Huanshan of heilige berg, september 2005), nu was het de beurt aan Tai Shan, de berg van het oosten. Tai Shan is waarschijnlijk de heiligste van de vijf. Chinese keizers zagen zich zelf als representant van de Keizer van de Hemel. Het was de Keizer van de Hemel die de aardse keizer de autoriteit verschafte het Chinese volk te regeren. Tai Shan werd beschouwd als de zoon van de Keizer van de Hemel. Een aantal keizers maakten daarom de bedevaart naar de top van Tai Shan. De keizers waren en zijn niet de enige pelgrims. Op de nationale feestdag in China (1 oktober) bezoeken de Chinezen met tienduizenden tegelijk de top. Geen wonder, iedereen die er omhoog loopt wordt minstens 100 jaar.We waren van plan om vanaf halverwege naar de top te klimmen. Het pad naar de top is namelijk een trap (de Stairway to Heaven) van maar liefst zesduizend-en-zeshonderd (6600!) treden. Dat leek ons iets te veel van het goede. Met een busje naar de Midway Gate of Heaven, en dan verder lopen leek ons mooi genoeg. Helaas (of misschien toch niet) bracht de taxichauffeur ons naar de verkeerde kant van de berg. Toen we dat in de smiezen kregen, zat er niet veel anders meer op dan met de kabelbaan verder te gaan. De meeste ‘pelgrims’ bleken dat te doen. Wandelen is nu eenmaal niet de favoriete tijdsbesteding onder Chinezen.Op de top van de berg, eigenlijk een soort van plateau, zijn hotels, restaurants, souvenirwinkels, en een groot aantal tempels. De grootste tempels zijn gewijd aan de Prinses van de Blauwe Lucht (zo vertaal ik Azure clouds tenminste) en de Jade Keizer. Deze laatste is vermoed ik dezelfde als de Keizer van de Hemel, de grote baas dus. Zijn tempel ligt op het hoogste punt van de berg op meer dan 1500 meter. De Prinses van de Blauwe Lucht is de dochter van de Jade Keizer. Deze tempel is favoriet onder vrouwen. Vooral daar werd geofferd. De verbrandingsoven, een tempel op zich, leek van een afstandje zelfs volledig in de fik te staan; dikke zwarte walmen kwamen onder het dak vandaan en aan de zijkant sloegen de vlammen er uit. Maar niet dus, de pelgrims waren alleen maar fanatiek aan het offeren. Het lijkt overigens of de Chinezen het offeren onder de communistische repressie een beetje verleerd zijn. In Hong Kong zie je mensen zorgvuldig een ritueeltje uitvoeren. Op de berg daarentegen werden de offerstokken, en allerlei andere spul zoals pakken wenspapier en hellegeld, vaak met verpakking en al de oven in gesmeten. Het had nog het meest weg van vuurtje stoken.
Tai Shan beklim je niet alleen om te offeren, maar ook om de zonsopgang te zien. Vandaar de hotels en slaapzalen. De hoorn in ons hotel klonk kort na vijf uur ‘s ochtends. Vanwege de kou hadden we met de jassen aan geslapen. We stonden snel buiten en in nog geen twintig minuten liepen we naar de oostkant van de berg om daar de zon op te zien komen. Het was er druk, geen tienduizenden, maar zeker een paar honderd Chinezen stonden op de uitkijk. Een groot aantal droeg een gehuurde lange gewatteerde groene legerjas tegen de kou. En toen was daar de zon. Prachtig, zelfs al maakte de smog vergezichten onmogelijk (Op een heldere dag moet zelfs de zee zichtbaar zijn -maar wanneer gebeurt dat nog in Shandong?). De foto's werden gemaakt en iedereen daalde weer af.
Naar beneden dus. Alle zesduizend-en-zeshonderd traptreden hebben we gedaan in vier uur. Het is een gekkenboel op en langs de trap. Ook hier tempels, kloosters, winkeltjes, restaurantjes, heilige bomen die vol hangen met rode linten, fotografen, bruggen, en rotsen volgeschreven met Chinese karakters. De meeste mensen liepen naar beneden, sommigen durfden de trap omhoog aan. Opvallend veel oudjes ook, met een stok of op een andere manier ondersteund. Stapje voor stapje, tree na tree, met een getekend gezicht, zoals je dat bij een echte pelgrim voorstelt. Trots ook. Kinderen en westerlingen waren er niet, en dat betekende een voortdurende aandacht voor Sofie en Marijke, en ook Carianne en ik ontkwamen daar deze keer niet aan. We posseerden zelfs een aantal keren. Het zou me niet verbazen als onze foto nu ergens op de berg hangt, ter meerdere eer en glorie van het werk van de fotograaf.
Huan Shan, de berg van het westen, hadden we al eens bezocht (zie China IV: Huanshan of heilige berg, september 2005), nu was het de beurt aan Tai Shan, de berg van het oosten. Tai Shan is waarschijnlijk de heiligste van de vijf. Chinese keizers zagen zich zelf als representant van de Keizer van de Hemel. Het was de Keizer van de Hemel die de aardse keizer de autoriteit verschafte het Chinese volk te regeren. Tai Shan werd beschouwd als de zoon van de Keizer van de Hemel. Een aantal keizers maakten daarom de bedevaart naar de top van Tai Shan. De keizers waren en zijn niet de enige pelgrims. Op de nationale feestdag in China (1 oktober) bezoeken de Chinezen met tienduizenden tegelijk de top. Geen wonder, iedereen die er omhoog loopt wordt minstens 100 jaar.We waren van plan om vanaf halverwege naar de top te klimmen. Het pad naar de top is namelijk een trap (de Stairway to Heaven) van maar liefst zesduizend-en-zeshonderd (6600!) treden. Dat leek ons iets te veel van het goede. Met een busje naar de Midway Gate of Heaven, en dan verder lopen leek ons mooi genoeg. Helaas (of misschien toch niet) bracht de taxichauffeur ons naar de verkeerde kant van de berg. Toen we dat in de smiezen kregen, zat er niet veel anders meer op dan met de kabelbaan verder te gaan. De meeste ‘pelgrims’ bleken dat te doen. Wandelen is nu eenmaal niet de favoriete tijdsbesteding onder Chinezen.Op de top van de berg, eigenlijk een soort van plateau, zijn hotels, restaurants, souvenirwinkels, en een groot aantal tempels. De grootste tempels zijn gewijd aan de Prinses van de Blauwe Lucht (zo vertaal ik Azure clouds tenminste) en de Jade Keizer. Deze laatste is vermoed ik dezelfde als de Keizer van de Hemel, de grote baas dus. Zijn tempel ligt op het hoogste punt van de berg op meer dan 1500 meter. De Prinses van de Blauwe Lucht is de dochter van de Jade Keizer. Deze tempel is favoriet onder vrouwen. Vooral daar werd geofferd. De verbrandingsoven, een tempel op zich, leek van een afstandje zelfs volledig in de fik te staan; dikke zwarte walmen kwamen onder het dak vandaan en aan de zijkant sloegen de vlammen er uit. Maar niet dus, de pelgrims waren alleen maar fanatiek aan het offeren. Het lijkt overigens of de Chinezen het offeren onder de communistische repressie een beetje verleerd zijn. In Hong Kong zie je mensen zorgvuldig een ritueeltje uitvoeren. Op de berg daarentegen werden de offerstokken, en allerlei andere spul zoals pakken wenspapier en hellegeld, vaak met verpakking en al de oven in gesmeten. Het had nog het meest weg van vuurtje stoken.
Tai Shan beklim je niet alleen om te offeren, maar ook om de zonsopgang te zien. Vandaar de hotels en slaapzalen. De hoorn in ons hotel klonk kort na vijf uur ‘s ochtends. Vanwege de kou hadden we met de jassen aan geslapen. We stonden snel buiten en in nog geen twintig minuten liepen we naar de oostkant van de berg om daar de zon op te zien komen. Het was er druk, geen tienduizenden, maar zeker een paar honderd Chinezen stonden op de uitkijk. Een groot aantal droeg een gehuurde lange gewatteerde groene legerjas tegen de kou. En toen was daar de zon. Prachtig, zelfs al maakte de smog vergezichten onmogelijk (Op een heldere dag moet zelfs de zee zichtbaar zijn -maar wanneer gebeurt dat nog in Shandong?). De foto's werden gemaakt en iedereen daalde weer af.
Naar beneden dus. Alle zesduizend-en-zeshonderd traptreden hebben we gedaan in vier uur. Het is een gekkenboel op en langs de trap. Ook hier tempels, kloosters, winkeltjes, restaurantjes, heilige bomen die vol hangen met rode linten, fotografen, bruggen, en rotsen volgeschreven met Chinese karakters. De meeste mensen liepen naar beneden, sommigen durfden de trap omhoog aan. Opvallend veel oudjes ook, met een stok of op een andere manier ondersteund. Stapje voor stapje, tree na tree, met een getekend gezicht, zoals je dat bij een echte pelgrim voorstelt. Trots ook. Kinderen en westerlingen waren er niet, en dat betekende een voortdurende aandacht voor Sofie en Marijke, en ook Carianne en ik ontkwamen daar deze keer niet aan. We posseerden zelfs een aantal keren. Het zou me niet verbazen als onze foto nu ergens op de berg hangt, ter meerdere eer en glorie van het werk van de fotograaf.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home