Wednesday, December 21, 2005

Afgeluisterd....

De middenklasse wijk waarin we wonen wordt bevolkt door Filippijnse vrouwen. Ze werken als hulp in de huishouding om hun familie in de Filippijnen te onderhouden. Ze zijn vaak de kostwinners van een eigen gezin. Man en kinderen zien ze hooguit één keer in de twee jaar. Deze helpers verdienen een maandloon van zo’n 4000 HKdollar en kost-en-inwoning. Voor Hongkongse begrippen is het een karig loon. In de Filippijnen zijn er weinig werknemers die dit bedrag kunnen verdienen. De helpers maken voor gezinnen in Hong Kong het huis schoon, doen boodschappen, koken en zorgen voor de kinderen. Vrijwel alle gezinnen in onze wijk hebben één of soms twee helpers in dienst. Als ze geluk hebben, hebben de helpers een eigen kamertje in de krappe flat. Als ze pech hebben, hebben ze niet meer dan het bovenste bed van een stapelbed op de kinderkamer. Als ze het slecht hebben, slapen ze op een matras in de keuken en hebben ze in het geheel geen privé-leven.

Chinese vrouwen staan bekend als slechte werkgeefsters. Ze beschouwen de helpers als minderwaardig en steken dat niet onder stoelen of banken. In gesprekken met helpers heb ik al heel wat vreselijke verhalen gehoord. De verhalen van deze bosses, zoals de helpers hen noemen, zijn moeilijker te achterhalen. Door hun afwezigheid op straat, kom ik nauwelijks in contact met Chinese vrouwen. In een toevallig gesprek, dat vanwege taalproblemen meestal moeizaam verloopt, zijn helpers bovendien geen onderwerp van gesprek. Wel heb ik in de speeltuin een tirade af kunnen luisteren van een Chinese boss. Ze vertelde een Japanse vrouw in redelijk Engels over haar problemen met haar helper:

‘Je kent mijn helper toch? Je weet toch welke problemen ik met haar heb gehad? Echt, deze week was het erger dan ooit. Ze vertelde me notabene dat haar man overleden was. Nou ja! Toen ik haar in huis nam vertelde ze me nog dat ze twee kinderen in de Filippijnen had en GEEN man. Ze heeft dus tegen me gelogen! Onvergeeflijk. Weet je wat ze me vroeg? Ze wilde naar de Filippijnen om haar kinderen te helpen en wat dingen te regelen. Ze vroeg twee weken vrij. Ik denk er niet aan om haar vrijaf te geven. Ze heeft al twee jaar geen vakantie gehad, dus op zich zou ze van me mogen gaan, maar nu laat ik haar zeker niet gaan. Wat denkt ze wel. Eerst zegt ze dat ze geen man heeft en dan is plotseling haar man overleden. Dat kan toch niet! Ze moest huilen. Ik heb haar natuurlijk het huis uitgestuurd. Haar tranen in ons huis zorgen voor tegenspoed voor ons. Ik kan haar niet meer vertrouwen. Ze moet me nu ook voortaan bellen wanneer ze het huis uit gaat. Ze gaat altijd maar boodschappen doen en gaat voor ieder wissewasje naar buiten. Wanneer werkt ze dan? Ze belt me nu voordat ze weg gaat en vertelt me wat ze gaat doen. Ze meldt zich weer als ze thuis is. Zo weet ik tenminste waar ze is en hoeveel tijd ze heeft om haar werk te doen. De tijd die ze in huis is, zegt trouwens helemaal niets over de tijd dat ze werkt. Altijd hangt ze maar aan de telefoon en kletst en kletst en kletst. Ze houdt de lijn bezet. We zijn niet meer te bereiken. Ik heb een keer een hele dag mijn eigen nummer gedraaid, steeds in gesprek. Ik was woedend toen ik thuis kwam. Ze mag nu onze telefoon niet meer gebruiken. Hoe kan ze anders berichten voor ons aannemen? Ik bel af en toe om te controleren of ze zich aan onze afspraken houdt. Eerst zegt ze dat ze geen man heeft en dan vraagt ze vrij, omdat haar man overleden is. Dit vergeef ik haar nooit.’Iedere zondag krijgen de meeste helpers vrijaf. Ze ontmoeten elkaar ’s ochtends vroeg in parken, pleinen en overdekte plekken in het centrum. Ze brengen de dag samen door. Ze delen eten en verhalen met elkaar. Het is een dag waarnaar ze uitzien. De meeste helpers moeten zich houden aan een avondklok. Om 21.00 uur zijn ze weer volledig in dienst van hun bosses.
[bron foto: http://en.wikipedia.org]

0 Comments:

Post a Comment

<< Home